Apprendre 6 Unité 6 Flashcards
1
Q
Ik (imparfait)
A
-ais
2
Q
Jij (imparfait)
A
-ais
3
Q
Hij/zij/men (imparfait)
A
-ait
4
Q
Wij (imparfait)
A
-ions
5
Q
Jullie (imparfait)
A
-iez
6
Q
Zij (m/v) (imparfait)
A
-aient
7
Q
Waar gebruik je de imparfait voor?
A
Om te vertellen over hoe iets (of wat je oude gewoonte) was in het verleden
8
Q
A