Apprendre 9 Unité 1 Flashcards
1
Q
Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan
A
Pendant les grandes vacances, je suis alle au Luxembourg
2
Q
Wij zijn een week in Cannes gebleven
A
Nous sommes restés une semaine à Cannes
3
Q
Gelukkig is het de hele tijd mooi weer geweest
A
Heuresement, il fait chaud tout Le temps
4
Q
Wij hebben een hele goeie vakantie gehad
A
Nous avons passé de trés bones vacances
5
Q
Ik ben met het vliegtuig gegaan met mijn ouders en mijn zus
A
Je suis parti en avion, avec mes parents et ma sœur
6
Q
Ik heb wandelingen gemaakt in de bergen
A
J’ai fait des randonnées en montagne
7
Q
Er waren volop dingen te doen in de regio
A
Il y avait plein de choses à faire dans la région
