Anlage 3.5 Flashcards
iets aan de grote klok hangen
etwas an die große Glocke hängen
iets aan de man brengen
etwas an den Mann bringen
een verzoek hebben aan iemand
eine Bitte haben an jemanden
waarde hechten aan iets
Wert legen auf etwas (A)
maling hebben aan iets
auf etwas (A) pfeifen
van jongs af aan
von Jugend auf
von Kindesbeinen an
aan lager wal raken
auf den Hund (A) kommen
herunterkommen
iemand iets aan de neus hangen
jemandem etwas auf die Nase binden
een verdachte aan de tand voelen
einem Verdächtigen auf den Zahn fühlen
(als jurist) geen voet aan de grond krijgen
(als Jurist) kein Bein auf die Erde bekommen
de was aan de lijn hangen
die Wäsche auf die Leine hängen
de was hangt aan de lijn
die Wäsche hängt auf der Leine
veel tijd aan iets besteden
auf etwas (A) viel Zeit verwenden
aan de drugs zijn
auf Drogen (D) sein
aan tafel zijn
bei Tische sein
aan de koffie zijn
beim Kaffee sein
iemand aan het hof voorstellen
jemanden bei Hofe einführen
iemand aan zijn ouders voorstellen
jemanden bei den Eltern einführen
aan het hof van Keizer Karel
am Hofe Karls des Fünften
iemand aan zijn woord houden
einen beim Wort nehmen
het geld ging aan mijn neus voorbei
das Geld ging mir durch die Lappen
het licht aandoen
das Licht einschalten
het licht uitdoen
das Licht ausschalten
het bezoek aan Amerika
der Besuch in Amerika
het bezoek aan de president
der Besuch beim Präsidenten
het bezoek aan het museum
der Besuch des Museums
aan de gang zijn
im Gange sein
de behoefte aan zuivere lucht
das Bedürfnis nach sauberer Luft
de behoefte aan tolken
der Bedarf an Dolmetschern
zich aan iemand ergeren
sich über einen ärgern
aan tafel gaan
sich zu Tisch setzen
zu Tisch gehen
aan het woord komen
zu Worte kommen
aan geld komen, rijk worden
zu Gold kommen
aan de rechter (linker) kant
zur Rechten (Linken)
achter, aan het stuur zitten
am Steuer sitzen
achter, voor, aan de computer sitzen
am Computer sitzen
een kijkje achter de schermen nemen
einen Blick hinter die Kulissen werfen
ergens een punt achter zetten
einen Schlusstrich unter etwas ziehen
het zal nog eens slecht met hem aflopen
er wird noch am Galgen enden
er wird noch an die Galgen kommen
iemand bij de neus nemen
einen an der Nase herumführen
bij gebrek aan iets
aus Mangel an etwas
bij vergissing
aus Versehen
iets bij toeval vernemen
etwas durch Zufall erfahren
bij voorbaat
im Voaus
bij, in de prijs inbegrepen zijn
im Preis (e)inbegriffen sein
bijwerkingen van een geneesmiddel
Nebenwirkungen eines Arzneimittels
bij de gratie Gods
von Gottes Gnaden
passen bij iets, iemand
passen zu etwas, jemandem
behoren bij
gehören zu +Dat.
bij honderden (duizenden) opdagen
zu Hunderten (Tausenden) kommen
soort bij soort
Sorte zu Sorte
‘t Een kwam bij ‘t ander
Eins kam zum anderen
bij, naar iemand komen
zu jemandem kommen
bij mijn weten
meines Wissens
soviel ich weiß
bij (wijze van) uitzondering
ausnahmsweise
een opdracht binnenhalen
einen Auftrag an Land ziehen
binnenkort
in kurzem
binnen kurzem
boven de stand leven
über die Verhältnisse leben
iemand boven het hoofd groeien
jemandem über den Kopf wachsen
iemand de hand boven het hoofd
die Hand über jemanden halten
iets wordt door het huis aangeboden
das geht aufs Haus
ik trakteer!
das geht auf mich!
door merg en been gaan
durch Mark und Bein gehen
een door en door goed mens
ein durch und urch guter Mensch
door de wol geverfd
in der Wolle gefärbt
door de week
unter der Woche
de winter (zomer) doorkomen
über den Winter (Sommer) kommen
in leven blijven
am Leben bleiben
in jouw plaats
an deiner Stelle
in de eerste plaats
an erster Stelle
vroeg in de morgen
früh am Morgen
in lle hoeken en gaten
an allen Ecken und Enden
geloven in iets
glauben an etwas
de adem inhouden
den Atem anhalten
in volle (open) zee
auf hoher (offener) See
in iets klimmen
auf etwas (A) klettern
in goede aarde vallen
auf guten (fruchtbaren) Boden fallen
iets in het Duits zeggen
etwas auf Deutsch (A) sagen
in een oogopslag
auf einen Blick
iets in petto hebben
etwas auf Lager haben
iemand in het garreel brengen
jemanden auf Vordermann bringen
in geen (elk) geval
auf keinen (jeden) Fall
iemand erin laten lopen
jemanden aufs Kreuz legen
in een goed humeur
bei guter Laune
een slag in de lucht
ein Schlag ins Wasser
tot in de eeuwen der eeuwen, eeuwig
bis in alle Ewigkeit (A)
in alle ernst, serieus
allen Ernstes
in allem Ernst
in de roos schieten
ins Schwarze treffen
in één klap
mit einem Schlag
twee vliegen in een klap slaan
zwei Fliegen mit einer Klappe schlagen
in koelen bloede
mit kaltem Blut
in één keer, plots
mit einem Mal
in iets handelen
mit etwas (D) handeln
in, naar Gent komen
nach Gent kommen
(geen) zin hebben in iets
zu etwas (D) (keine) Lust haben
iets in de vernieling rijden
etwas zu Bruch fahren
vertrouwen in jezelf hebben
Vertrauen zu sich selbst haben
in beroep gaan
Berufung einlegen
langs een touw naar beneden klimmen
an einem Seil hinunterklettern
langs de straat staan veel auto’s
am Straßenrand stehen viele Autos
langs, via een omweg
auf einem Umweg
mag ik er even langs
darf ich mal durch?
hier, daar langs
hier, da entlang
langskomen
vorbeikommen
vorbeischauen
met een kruk gaan, lopen
an einer Krücke gehen
met de beste wil van de wereld
beim besten Willen
met open raam slapen
bei offenem Fenster schlagen
een telefoontje van iemand met iemand
ein Anruf von jemandem bei jemandem
met iemand ingenomen zijn
für jemanden eingenommen sein
dwepen met iemand
schwärmen für jemanden
iemand met rust laten
jemanden in Ruhe/Frieden lassen
met de beste bedoeling(en)
in guter Absicht
met vakantie gaan
in die Ferien gehen
iemand met gelijke munt betaald zetten
jemandem mit gleicher Münze heimzahlen
spijkers met koppen slaan
Nägel mit Köpfen machen
kwaad met kwaad vergelden, met gelijke munt
Gleiches met Gleichem vergelten
betalen, leer om leer
jemandem etwas mit gleicher Münze heimzahlen
met de feestdagen gesloten zijn
über die Festtage geschlossen sein
met iets, iemand spotten
über etwas, jemanden spotten
de prijs met een euro verlagen
den Preis um einen Euro herabsetzen
het contact met iemand
der Kontakt zu jemandem
een relatie met iets
eine Beziehung zu etwas
een relatie met iemand
eine Beziehung mit jemandem (Liebe)
eine Beziehung zu jemandem (professionell)
met Kerstmis, Pasen, Pinksteren
zu Weihnachten, Ostern, Pfingsten
iemand feliciteren met zijn/haar verjaardag
jemandem zum Geburtstag gratulieren
parallel met
parallel zu
in verglijking met
im Vergleich zu
met tientallen (duizenden)
zu Dutzenden (Tausenden)
met hoeveel zijn jullie
zu wievielt seid ihr?
met de hand sorteren, wassen
von Hand sortieren, waschen
met open ogen in de val lopen
offenen Auges in die Falle gehen
iets met een goed geweten doen
etwas guten Gewissens tun
met opgeheven hoofd
erhobenen Hauptes
dag na dag
week na week
jaar na jaar
Tag für Tag
Woche für Woche
Jahr für Jahr