Anlage 2 Flashcards
zagen, mopperen
nörgeln, motzen
sukkelen met de gezondheid
kränkeln
de scriptie
die Abschlussarbeit
sukkelen
herumquälen, herumschlagen
vervelend
ärgerlich
argwanend
argwöhnisch
dreigend
bedrohlich
bevreemdend
befremdlich
bijbehorend
dazugehörig
ontzettend
einsetzlich
verheugend
erfreulich
verbazingwekkend
erstaunlich
gebiedend
gebieterisch
geringschattend
geringschätzig
hulpbehoevend
hilfsbedürftig
een slechthorende
ein Hörbehinderter
ein Schwerhöriger
de inzittende
der Insasse
bijziend
kurzsichtig
vervelend
langweilig
argwanend
misstrauisch
medelijdend
mitleidig
moordend
mörderisch
nadenkend
nachdenklich
volgend
näschst
ordelievend
ordentlich
schertsend
scherzhaft
scheppend
schöpferisch
spottend
spöttisch
steekhoudend
stichhaltig
vermeend
vermeintlich
verkwistend
verschwenderisch
verzoenend
versöhnlich
verwijtend
vorwurfsvoll
besmettelijk
ansteckend
aanwezig
anwesend
verrukkelijk
entzückend
woest
reißend
aantrekkelijk, leuk, knap
reizend
voorzichtig
schonend
uiterst klein
verschwindend
teergevoelig
zartfühlend
juist, raak
zutreffend
uitgediende, versleten
ausgedient
uitgerust
ausgeruht
geliefd, populair
beliebt
bezorgd
besorgt
dronken
betrunken
beslist, vastberaden
entschieden
ervaren
erfahren
verkouden
erkältet
gepast
geeignet
de ondergetekende
der Unterzeichnete
verdwaald
verirrt
verliefd
verliebt
vertwijfeld
verzwiefelt
doornat
durchnässt
verwaand
eingebildet
overvol
überfüllt
verdienstelijk
verdienter
leugenachtig
verlogen
slaperig
verschlafen
discreet
verschwiegen