AFP 9 Pathologie perifere zenuwen Flashcards

1
Q

Onvolledige verlamming van spieren, wel een beetje impuls

A

Parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Volledige verlamming van spieren

A

Paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Halfzijdige verlamming van spieren / één lichaamshelft

A

Hemiparese/ hemiplegie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alleen benen zijn aangedaan

A

Paraparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zowel armen als benen zijn aangedaan

A

Tetraparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spierspanning

A

Tonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypertonie

A

Abnormale toename spierspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypotonie

A

Abnormale afname spierspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onwillekeurige samentrekking, kan variëren in intensiteit, duur en frequentie

A

Spasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Constante of aanhoudende stijfheid = verhoogde spierspanning, die gepaard gaan met een verlies van flexibiliteit.

A

Rigiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verminderde gevoeligheid voor aanraking of andere sensorische stimuli

A

Hypesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volledig verlies van sensatie in een bepaald gebied

A

Anesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geen pijn, maar verminderde gevoeligheid

A

Analgesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Abnormale sensaties of gevoelens, zoals tintelingen, prikkelingen, branderigheid of gevoelloosheid

A

Paresthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verminderde bewegingsactiviteit of verminderde motorische responsiviteit

A

Hypokinesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Langzame beweging. Het verwijst naar een vertraging in de snelheid van beweging.

A

Bradykinesie

17
Q

Een abnormale toename van de bewegingsactiviteit, onvrijwillige beweging, abnormale beweging

A

Hyperkinesie

18
Q

Hypotone / slappe verlamming

A

Bij aantasting van de perifere zenuw naar de spier
Gevolg: atrofie van spieren, spieren kunnen niet samentrekken

19
Q

Hypertone/ spastische verlamming

A

Bij beschadiging van hersenen en/ of ruggenmerg (dus in het CZS)

Dwangstand van een gewricht

20
Q

Gevolg laesie in het centrale zenuwstelsel

A

Geen herstel meer mogelijk en afwachten of er nog functie terug komt

21
Q

Gevolg laesie perifeer

A

Chirurgische ingreep om uiteinden weer met elkaar te verbinden, deels (spontaan) herstel is mogelijk. (groei van axon 1mm/dag)
Is er nog functie? Trainen

22
Q

Benoem de oorzaken van pijn

A
  1. Prikkeling of beschadiging van dunne vrije uiteinden van sensorische neuronen (nociceptoren)
  2. Heftige prikkeling van andere sensoren: mechano, thermo, chemosensoren
  3. Weefselbeschadiging leidt tot vrijkomen van stoffen uit cellen (prostaglandine/histamine). Die stoffen prikkelen de zenuwen
23
Q

Scherpe pijn door zuurstoftekort, heet ook wel vasculaire pijn (hartinfarct)

A

Ischemische pijn

24
Q

Hevige krampende pijn door samentrekking van glad spierweefsel om een hol orgaan (nier of galstenen)

Peristaltiek krijgt het niet weg

A

Koliekpijn

25
Q

Branderige pijn door beknelling of beschadiging van een zenuw (aangezichtspijn, na een infectie met gordelroos)

A

Neuropathische pijn

26
Q

Wortelpijn, uitstralende pijn door beknelling of beschadiging van een zenuwwortel (hernia)

A

Radiculaire pijn

27
Q

Pijn na een amputatie, pijn door prikkeling van zenuwuiteinden in de ‘stomp’ na amputatie

A

Fantoompijn

28
Q

Pijn uit een inwendig orgaan geprojecteerd op het huidgebied passend bij het ruggenmergsegment waar de pijn binnenkomt (pijn in L schouder bij hartinfarct). Hersenen kunnen geen onderscheid maken

A

Reffered pain = referentiepijn

29
Q

Welke reacties op pijn zijn er?

A
  1. Terugtrekreflex = gaat via het ruggenmerg
  2. Autonome reacties = ademhaling, bloeddruk
  3. Bewustwording van pijn = in hersenschors, emoties bij pijn (limbisch systeem)
30
Q
A