ABA bij bijzondere groepen Flashcards

1
Q

cerebral palsy

A
  1. aandoening
    - hersenbeschadiging foetaal tot minder dan 1j na geboorte
    - niet progressief
    - door afwijkingen tijdens zwangerschap
    - stoornis in: ontwikkeling, genetisch, bloedvoorziening & infecties van hersenen
    - NAH niet aangeboren hersenletsel wordt vergeleken door gelijke symptomen, maar deze persoon heeft ooiit normale ontwikkeling gekend.
  2. niet-motorische symptomen:
    - sensorisch = visueel & auditief
    - perceptie & cognitie
    - gedragstoornissen & communicatieproblemen
    - epilepsie
  3. soorten classificatie
    - spastische CP = 1 of meer ledematen on abnormale rigide positie, hypertonie
    - choreoathetotische CP = ongecontroleerde & abnormale bewegignen
    - hypotone CP = floppy kids (lapjespop, romphypotonie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sporten met cerebral palsy

A
  1. therapie
    - bewegingen leren controleren
    - verhoogde tonus doorbreken
    - ontwikkeling van bewegingsvaardigheden & bewegingsrijkdom
  2. motorische beperkingen
    - moeilijk ontspannen = kortere bewegingsbaan
    - abnormale reflexen = verloren coördiantie
    - abnormale bewegingen uitgelokt door hardhandigheid, onrust & vermoeidheid
    - eerst algemene passieve mobilisaties om P te ontspannen
  3. aandachtspunten bij sporten
    - veiligheid door niet-motorische symptomen
    - geduld & methodiek!!
    - functioneren in groep
    - manier van bewegen & gebruik van ledematen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sport voor quadriplegie & triplegie

A
  1. competitie = enkel boccia
    - helper die goot zal plaatsen op aangeven
    - helper mag enkel naar speler kijken voor instructies
    - indien 1 arm of been = gooien of trappen op bal
    –> wel autonoom kunnen spelen
  2. recreatief = alles onder begeleiding
    - zwemmen al drijvend in ruglig = leren ademen
    - warm water = beter ontspannen spieren
    - 1:1 of 2:1 begeleiding
    - drijfhulpmiddelen in nek & knieploog
    - rustige omgeving & vertrouwen in begeleiders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sport voor spacticiteit diplegie van Litte

A
  1. algemeen
    - spastische paraparese of plegie OL
    - vergelijkbaar met paraplege of paraparetische dwarsleasie
    - aansluiten bij rolstoelsporten
    - moeilijkheden met complexe spelregels & tactische inzichten
    - spasticiteit neemt toe bij stress = welbevinden van kinderen bewaren
  2. contracturen door spasticiteit in koud water
    - extensie in OL
    - endorotatie heup = knieën tegen elkaar
    - voeten naar extensie & adductie
  3. zwemmen
    - evenwicht gevoel verwerven bij drijven
    - lichtaam wilt rond lengte as draaien door contractuur van dijen (minder abductie)
    - begin met drijven op rug -> progressie naar buik
    - geduld hebben = schuchter bewegen uit angst voor ongecontroleerde bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sport voor ataxie & athetose

A
  1. ataxie
    - coördinatie stoornis
    - evenwicht & bewegen moeilijk te controleren
    - langzame bewegingsprogressie
    - alle bewegingen binnen gezichtveld = beter coördinatie
  2. athetose
    - onophoudelijke, krampachtige & willekeurige bewegingen
    - langzame buig- & strekbewegingen van vingers & tenen
    - door schade van extra-piramidaal systeem
    - zowel bij rust al beweging
  3. sport bij athetose
    - lawaai & brute bewegingen vermijden
    - water contact met aangezicht = ademen apnoe of paradoxale ademhaling
    - drijven op rug met toezicht
    - hoofd ondersteunen = extensie kan leiden tot extensie patroon in hele lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sport voor hemiplegie

A
  1. algemeen
    - door beroerte = NAH
    - gepaard met afasie = spraakstoornissen
    - rechter hemiplegie = emotioneel ontremd
    - linker hemiplegie = onaangepast gedrag
  2. sport
    - aangepast materiaal = eenhandig gebruik
    - ook normale spelkoffers zijn wel mogelijk
    - weinig sport door oude leeftijd van beroerte patiënt
    - onvoldoende beweging is zelf risicofactor voor beroerte
  3. welke sporten
    - wandelen
    - fietsen = hometrainer of 3 wieler
    - zwemmen

= grote spiergroepen: herwinnen zelfredzaamheid bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

psychomotorische incoördinatie

A
  • allemaal verlies coördinatie
  • ongeduldig, niet rustig, niet concetntreren, ontgoocheld
  • niet explosief & ongecontroleerd
  • bewegingen liefst in spelvorm aanleren stuk per stuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

specifieke sporten voor CP

A
  1. boccia
    - tactische versie van petanque
    - zwaarste motorische handicaps = C1 & C2
    - harde & zachte ballen
    - bal werpen, schoppen, goot x begeleider
    - begeleider mag neit naar bal kijken, wel naar atleet om adhv bevelen te mikken
    - bal lossen met lepel x helm
  2. 7 a side voorbal
    - bij betere motoriek = klasse C7 & C8
    - agitatie & stress kunnen spasticiteit sterk beïnvloeden
  3. zwemmen
    - ontspannende invloed van water op kinderen
    - drijven op rug is goede oefeningen
    - lichte flexie van nek & heupen = extensie patroon inhiberen
    - gebruik van drijfmiddelen
    - rustige omgeving => lawaai etc. doen spasticiteit toenemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sport in onderwijssysteem

A
  1. algemeen
    - meeste = school in buitengewoon onderwijs
    - intern of extern = bepaald door therapienood & combineerbaarheid met lessenrooster
    - sport bepaald door kine & ergo
  2. sport
    - beginnen met herkenbare sportvormen
    - evolutie naar spelvorm die zo dicht mogelijk aansluit bij normale vorm
    - therapie evolueert ook naar sport (bv. subaquale therapie => zwemmen)
    - verstandelijke mogelijkheden bepalen welke sport & competitie niveau
  3. aandachtpunten
    - ouders vaak meer gedreven voor competitie dan kinderen
    - druk opvoeren
    - sporter dreigt plezier te verliezen & af te haken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemeen dwarsleasie-polio

A
  1. dwarsleasie = onderbreking van ruggenmerg
    - trauma of ziekte process
    - motoriek & sensibiliteit onderniveau valt uit
    - compleet/incompleet
    - beperkingen en mogelijkheden bepaald door niveau en restactiviteit motorisch en sensibel onder het letsel
    - benoemd naar laatse normale niveau
  2. poliomyelitis = kinderverlamming
    - zeldzamer geworden door vacinnatie
    - vooral migratie achtergrond
    - ontsteking van grijze stof ruggenmerg
    - geen sensibele uitval
    - assymetrisch beeld: getroffen LM toont ontwikkelingsachterstand tov niet getroffen LM
    - ook vaak post-poliosyndroom
  3. sport bij polio
    - vooral rolstoel
    - normale cognitie = tactisch spelen & spelinzicht
    - gelijkend op guillain barré, polyneurpathie, MS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

effecten van sport bij dwarsleasie-polio

A
  1. doelen van rolstoelsporten
    - maximale technisch-mechanische perfectie van rolstoel
    - optimale onderlinge aanpassing van rolstol-atleet combinatie = interfacing
    - opdrijven van functionele prestatie vermogen
  2. effecten
    - spiertraining
    - houdingsgevoel
    - cardiovasculair
    - ademhaling
    - autonome dysreflexie
    - psychosociaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spiertraining & houdingsgevoel voor dwarsleasie polio

A
  1. training
    - van intacte & partieel recuperende musculatuur
    - ook ademhalingsmusculatuur bij thoracale & cervicale letsels
    - rompmusculatuur van belang bij rolstoel
  2. anatomie
    - sommige spieren zitten boven letsel maar insertie onder letsel vb: bekken
    - letsel onder T6 = rompstabiliteit behouden
    –> verbinding tussen verlamd (bekken) & niet verlamd (schouder)
    - letsel boven T6 = buikspieren & rugspieren betrokken
    –> tranen van lat doris & trap want cervicale innervatie = rompstabiliteit behouden
  3. houdingsgevoel
    - hogere leasi = moeilijkere verticale positie
    - nieuw patroon van houdingsgevoel ontwikkelen
    - rompspieren met innervatie boven niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cardiovasculair voor dwarsleasie polio

A
  1. algemeen
    - begin = geen vasomotorische controle meer door verlamming vasoconstrictoren
    - spierpomp niet meer functioneel
    - stase van bloed in OL = daling veneuze terugvoer
    - daling einddiastolisch volume = beperkt slagvolume
    - kans op OH, bewustzijnsverlies
    - oedemen OL
  2. kritisch niveau = T5-6
    - boven = veel grotere beperkingen
    - overvloed van parasympatisch = onevenwicht
    - beperkt hartslag verhogen bij inspanning
    - combinatie met slecht slagvolume = hoge kans op bewustzijnsdaling
    - beperkte inspanningscapaciteit
  3. therapie
    - steunkousen
    - buikband dragen
    - voldoende water = 2 liter per dag
    –> teveel ook niet goed want weinig controle over blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ademhaling & autonome dysreflexie bij dwarsleasie/polio

A
  1. ademhaling
    - kritisch niveau = T12
    - aantasting van ademhalingsspieren = intercostaalspieren & buikspieren
    - C4 = diafragma & secundaire spieren van nek = sterk trainen
    - zit met opgetrokken knieën = vermindere mobiliteit abdominale spieren & diafragma
    - combinatie met propulsie techniek
    - tetraplegie: vooral diafragmatische ademhaling, deze is verzwakt door uitval buikspieren
  2. autonome dysreflexie: examen
    - kritisch niveau = T6
    - bij pijnlijke prikkel net onder normale niveau = wondes & te volle blaas
    - niet voelen van pijn
    - wel regristreren door lichaam
    - gevolg = vasoconstrictie onder & vasodilatatie boven leasie
  3. gevolgen
    - zeer hoge bloeddruk = 200mmHg+
    - rode vlekken in hals & gelaat
    - levensgevaarlijk
    - uitlokken van reflex (met steentje in schoen) = dopingmethode = boosting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

psychosociaal bij dwarlaesie/polio

A
  • sport voor iedereen vorm van contact
  • met hulpmiddelen & aanpassingen ook mogelijk voor gehandicapten

recreatief:
- creatief in gebruik hulpmiddelen
- veiligheid!! (bv. fixeren verlamde LM’en)

Competitie:
- hulpmiddel laten keuren binnen circuit => officials

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

algemeen amputaties

A
  1. algemeen
    - slechts productief laatste 150jaar
    - snelle ontwikkeling in prothesen (vervangt LM) & orthesen (ondersteunt LM)
    - revalidatie = leren gebruik maken van andere lichaamsdelen & compensaties
  2. congentiaal
    - misvorming
    - revalidatie start zo snel mogelijk
    - meestal stomp zonder littekens
    - extra aanhangsels die niet functioneel zijn = wel litteken door chirurgie
  3. verworven
    - doorbloedingsstoornissen
    - traumatisch
    - lepra
    - kanker
    - zenuwaandoeningen
17
Q

goede stomp

A
  1. conische vorm
    - distaal smaller dan proximaal
    - protese zit goed vast & gemakkelijk uit te doen
  2. onveranderlijk van vorm
    - veranderende vorm = moeilijk voor prothese goed vast te zetten
    - bandage gebruiken
    - geen oedeem meer => vormverandering
  3. goede beweegelijkheid van overige gewrichten
    - vergroten van mogelijkheden
    - ook beter gebruik zonder prothese
  4. volledig genezen litteken
    - wonde zal bij minste tractie irriteren of opengaan
    - geen beenderige uitsteeksels = druk & wrijvingspunten
    - meestal bij chirurgie hier al rekening mee gehouden

stomp verzorgen:
- bandges (liner die vorm mee bepaalt)
- wondpreventie & verzorging
- actieve & passieve mobiliteit & spierkracht gewrichten onderhouden

18
Q

complicaties van amputatie

A
  1. slechte stomp
    - vaak wondes & irritatie
    - kiezen voor sporten zonder noodzakelijke gebruik prothese bv. rolstoelsport
  2. fantoompijn/gevoel
    - pijn/gevoel in geamputeerd lidmaat
    - doorgesneden zenuwen blijven info naar hersenen sturen
    - hersenen kunnen niet herprogrammeren
    - zenuwen vormen kluwen door groei = 1mm/dag
    => door operatie stop zetten
    - stomppijn = pijn door trauma & slecthe circulatie
19
Q

wat is een goede prothese

A
  1. algemeen
    - functionele prothese = vervang van functie
    - cosmetische prothese = vervang van uitzicht
    - meestal beide samen, behalve bij sport = zo licht mogelijk
    - myoelektrische prothese = nooit gebruik in sport
    - mechanische prothese = altijd in sport
  2. eigenschappen van prothese
    - niet te sterk & zwaar
    - functie vervangen & eenvoudige bediening
    - eshtetische & confortabel
    - goed reinigen met water = zeep zal huid irriteren
20
Q

Sport en amputaties

A
  • sport als deel van revalidatie of omdat P dit al deed => geruststellend gevoel
  • met en zonder prothese
  • zonder: andere hulpstukken bv. werpbank
  • spingnummers met of zonder
  • sommige sporten speciale huulpstukken bv. haak x paardrijden
  • vele OL amputees kiezen rolstoelsport
  • indien gekozen om prothese te gebruiken: hele seizoen deze categorie
  • recreatief vaak amputees in reguliere sport
  • competitie: minimale handicap nodig

minimale handicap = amp boven of door talocruraal / pols gewricht => RX indien discussie

21
Q

Les autres

A
  • min handicap nodig
  • obv spierkracht, mobiliteit, verortingen
  • beenlengteverschil min 7cm en dwerggroei zo in paralympisch circuit geraakt
  • heel gevarieerde groep, dus moeilijk algemene tips / rtichtlijnen opstellen
22
Q

sporten met visuele beperking

A
  1. goalbal
    - gevoel & gehoor beter ontwikkeld = toevoegen bij sport
    - belletjes in bal
    - tegenstander = gebruik van misleidende beweging met bal
    - voelen aan palen van goal waar ze zijn op veld
    - voetbal 5 a side = roeper die instructies geeft
    - scheidsrechter met verbale signalen
  2. paardrijden = dressuur vlak
    - training is zowel aanleren van figuren en leren compenseren van beperking
    - van letter naar letter lopen
    - gebruik door roeper die letter progressief luider zal roepen
    - volgende letter roepen indien letter bereikt is
  3. guide
    - skiën = voorskieër met communicatie oortje
    - atletiek = meelopen met sporter
    - verspringen = roeper om richting aan te geven, afstootstreep breder en flexibeler
    - wielrennen = tandem
  4. aandachtpunten
    - transfers in & naar sportfaciliteit
    - vergadermomenten
23
Q

sporten met audtieve beperking

A
  1. algemeen
    - blijven binnen eigen beperking
    - moeilijke integratie door gebarentaal
    - medesporters & officials moeten gebarentaal kunnen
    - tolken bij vergaderingen
  2. materiaal aanpassingen
    - vaak niet aanwezig/gekend
    - officals gebruiken vlaggen
    - startsignaal door licht