aardrevolutie Flashcards
solstitium of zonnewende
het moment tijdens de aardbaan waarop de zon haar noordelijkste of zuidelijkste positie aan de hemel bereikt, wat resulteert in de langste dag (zomerzonnewende) en de korstte dag (winterzonnewende)
equinox of evening
de twee momenten in het jaar waarop dag en nacht overal op aarde ongeveer even lang zijn. dit gebeurt op 21 maart (lente-equinox) en 23 september (herfstequinox)
aardrevolutie
de beweging van de aarde in een baan rond de zon, wat resulteert in een jaarlijkse cyclus
eclipticavlak
het denkbeeldige vlak waarin de aarde om de zon draait = draaivlak
aphelium
het punt in de aardbaan waarin de afstand tussen de aarde en de zon het grootst is (aarde en zon staan verder in elkaar)
perihelium
het punt in de aardbaan waarin de afstand tussen de aarde en de zon het kleinst is (aarde en zon staan minder ver van elkaar)
schrikkeljaar
een jaar dat een extra dag heeft (29 februari) om ervoor te zorgen dat het kalenderjaar synchroon loopt met het tropisch jaar
–> om de 4 jaar
zomerzonnewende
het moment waarop de zon op het noordelijk halfrond zijn hoogste punt bereikt en de langste dag van het jaar plaatsvindt
–> 21 juni
pooldag
een periode op de polen waarin de zon gedurende 24 uur per dag boven de horizon blijft tijdens de zomermaanden
herfstequinox
het moment waarop dag en nacht ongeveer even lang zijn op het noordelijk halfrond
–> 23 september
winterzonnewende
het moment waarop de zon op het noordelijk halfrond zijn laagste punt bereikt en de kortste dag van het jaar plaatsvindt
–> 22 december
poolnacht
een periode op de polen waarin de zon gedurende 24 uur per dag onder de horizon blijft tijdens de wintermaanden
lente-equinox
het moment waarop dag en nacht ongeveer even lang zijn op het noordelijk halfrond
–> 21 maart
keerkringen
de breedtecirkels op ongeveer 23,5° ten noorden en ten zuiden van de evenaar, waar de zon loodrecht boven de aarde staat tijdens de zonnewendes
middernachtzon
een fenomeen waarbij de zon gedurende een periode van 24 uur boven de horizon blijft tijdens de zomermaanden, maar niet noodzakelijk de polen
gematigde klimaatzones
de klimaatregio’s tussen de polaire cirkels en de keerkringen, gekenmerkt door gematigde temperaturen
-> elke dag opkomst en ondergang van de zon
-> nooit loodrecht culminatie
-> duidelijke seizoenen
koude klimaatzones
de klimaatregio’s in de buurt van de polen, waar de temperaturen over het algemeen koud zijn
-> lage culminatie
-> deel van jaar geen opkomst/ondergang van de zon
-> duidelijke seizoenen
warme klimaatzones
de klimaatregio’s in de buurt van de evenaar , waar de temperaturen over het algemeen warm zijn
-> hoge culminatiehoogte
-> weinig variatie in belichting in de loop van het jaar
-> nauwelijks/geen seizoenen
intertropen
het gebied tussen de keerkringen, waar de zon loodrecht boven de aarde kan staan tijdens equinoxen
zenitale stand
het punt waar de zon of een ander hemellichaam zich recht boven een bepaalde locatie aan de hemel bevindt
polaire gordels
gebieden rond de polen die gekenmerkt worden door koude temperaturen en ijsvorming
intermediaire gordel
gebieden tussen de polaire gordels en de tropen, waar de temperaturen gematigder zijn en seizoensvariaties optreden