Aanvankelijk Schrijven Flashcards

1
Q

Wat is schrijven nu eigenlijk?

A

Opvattingen zijn voor iedereen anders:

  • leerkracht: foutloos reproduceren van taal
  • psychomotor therapeut: motorisch aspect schrijfproces
  • ouders: hoe geschreven, mooi, foutloos
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent logograaf?

A

Tekens hebben een bepaalde plaats en de plaats bepaalt de inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom moeten we nog handschrift leren?

A
  • Op school moet er nog geschreven worden (60% van de leerlingen hebben hier moeite mee)
  • er zal altijd geschreven worden vb. kattenbelletjes, boodschappenlijstje
  • , handschrift is het eerste middel dat een kind gebruikt om tekst te produceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is taalbewustzijn?

A

Besef dat taal functies geeft, dat het eigenlijk wel iets betekent.
Synoniem= metalinguïstisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Evolutie van het taalbewustzijn?

A
  1. interesse in een ander interpretatiesysteem
  2. experimenteren met lettervormen
  3. geschreven taal heeft functie, geschreven taal verwijst naar gesproken taal
  4. omzetten van gesproken taal naar geschreven taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg het eerste stadium van het taalbewustzijn uit.

A
  • ongeveer 3 jarige leeftijd –> schrijfgedrag van anderen imiteren
  • interesse in een ander representatiesysteem
  • veel interferentie met tekenen
  • kinderen lezen inzien dat tekenen en schrijven fundamenteel verschillen als representatiesysteem
  • inzicht groeit dat cijfers en letters ook een fundamenteel verschil in zich dragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg het tweede stadium van het taalbewustzijn uit.

A
  • inzich dat in teksten steeds dezelfde tekens voorkomen
  • experimenteren met lettervormen
  • intenser oefenen = herkenbaarder voor omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg het derde stadium van het taalbewustzijn uit.

A
  • 2 belangrijke inzichten
    - schrijven heeft een functie
    - schrift verwijst naar gesproken taal
  • inzicht dat verschillende taalmodaliteiten met elkaar te maken hebben
  • langere schrijfsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg het vierde stadium van het taalbewustzijn uit.

A
  • ongeveer 6 jaar
  • hoe omzetten gesproken taal naar geschreven taal?
    3 conventionele afspraken:
    1. chronologische ordening van klanken heeft relatie met ruimtelijke ordening (we werken van links naar rechts)
    2. opeenvolging van klanken (fonemen) heeft relatie met aaneenschakeling van lettertekens (grafemen)
    3. in geschreven taal wordt spatiëring gebruikt om de woordgrenzen aan te duiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is metataal?

A

De taal die we gebruiken om over taal te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent een goed taalbewustzijn?

A
  • vergemakkelijkt het leren lezen

- speelt belangrijke rol bij de ontplooiing van de schrijfdrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke zijn de drie deelvaardigheden van het schrijven?

A
  1. motorisch programma van bewegingspatroon/ bewegingsopslag
  2. ophalen van de juiste schrijfbeweging
  3. concrete spieracties, het neerschrijven van het woord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe de deelvaardigheden van schrijven oefenen?

A
  1. bewegingsopslag
    - schrijfpatronen oefenen
  2. ophalen van de juiste schrijfbeweging
    - verschillende paren van letters oefenen
    - leren anticiperen op volgende letters
  3. neerschrijven van het woord
    - variatie in schrijfsnelheid, grootte en helling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie deelbewegingen van schrijfmotoriek?

A
  1. aanvoeren en afvoeren van de pols rondom een draaipunt in de pols
  2. buigen en strekken van de vingers en duim die het potlood vasthouden
  3. het verplaatsen van de onderarm naar buiten of naar binnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de algemene schrijfvoorwaarden?

A
  1. taalbeheersing: gesproken taal juist interpreteren, instructies moeten goed begrepen worden
  2. zintuigen: kinesthese en proprioceptie
  3. emotioneel evenwicht: werken met symbolen vraagt het kind afstand te nemen van zijn taken
  4. geestelijk evenwicht: in staat zijn iets te leren in wisselwerking met een ander
  5. motivatie om te leren
  6. concetratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is proprioceptie?

A

In jezelf kunnen waarnemen waar iets zich bevindt zonder je het ziet

17
Q

Wat zijn de specifieke schrijfvoorwaarden?

A
  1. grove motoriek
  2. fijne motoriek
  3. lichaamsbesef
  4. ruimtelijke oriëntatie
  5. vormonderscheidingsvermogen en kritische waarneming
  6. oog-handcoördinatie
  7. lateralisatie
  8. gevoel voor ritme
  9. automatiseren van bewegingen
18
Q

Wat is de volgorde van het leren tekenen?

A
  1. verticale lijnen
  2. horizontale lijnen
  3. cirkel
  4. kruis (verticaal-horizontaal)
  5. schuine lijn (rechts)
  6. vierkant
  7. schuine lijn (links)
  8. schuin kruis
  9. driehoek
19
Q

Geef wat meer uitleg rond schrijfbewegingspatronen?

A
  • Het zijn geen letters, maar bewegingsvormen
  • Aandacht hebben voor:
    • oog-handcoördinatie
    • starten en stoppen van de beweging
    • ruimtelijke begrippen
    • vormdiscriminatie en vormvoorstelling
    • besef van richting
  • dient om schrijfmotoriek te ontwikkelen, bewegingsspoor in te slijpen en pengreep te oefenen
  • belangrijk om schrijfbewegingen te ontleden en verwoorden
20
Q

Geef de fasen van de schrijfpatronen?

A
  1. grote bewegingen in de ruimte
  2. rechtop, bewegingen in de lucht en op verticale vlakken
  3. oefenen op grote horizontale vlakken
  4. in zithouding oefenen op gewoon formaat (speelwerkblaadjes)
21
Q

Belangrijke factoren voor schrijfpatronen

A
  1. natuurlijke bewegingsbehoeft van het kind
  2. ritmische vorming
  3. van grof naar fijn en van groot naar klein
  4. vrijheid groter dan begrenzing
  5. vloeiende beweging
  6. letterelementen en verbindingen oefenen die bij het schrijfonderwijs vereist zijn
  7. begrippen onderscheiden
  8. verschillende bewegingen
  9. rekening leren houden met aanwijzingen vb. op de regel
  10. verschillende schrijfmaterialen
  11. goede potloodgreep, schrijfhouding en bladligging
  12. schrijfkrullen = spierontspannende oefeningen
  13. schrijfkrullen = remediëring voor en tijdens schrijfonderwijs
  14. voorbereiden op het schrijven met zo min mogelijk penoplichtingen
22
Q

Wat is goed schrijven?

A
  • goed leesbaar
  • vlotte schrijfbeweging
  • goede ruimteverdeling tussen letters, woorden en zinnen
  • goede bladspiegel
  • goede houding en beweging
  • correcte potloodgreep
  • behoorlijk tempo
23
Q

Wat is de goede potloodgreep?

A

De drie-puntsgreep

- duim en wijsvinger samen en middelvinger onder het potlood

24
Q

Wat zijn fouten bij de potloodgreep?

A
  • wijsvinger en middelvinger op het potlood
  • meerdere vingers op het potlood
  • de duim gaat over de wijsvinger heen
25
Q

Geef de criteria voor schrijfmethodes?

A
  • uitgaan van voorbereidende schrijfpatronen
  • rechtshellend verbonden schrift
  • eerst leren lezen, dan schrijven
  • lettervormen éénduidig en duidelijk van vorm
  • zo weinig mogelijk penoplichtingen
  • schrijfopdrachten aansluiten leefwereld kinderen7
  • duidelijke handleiding
  • suggestie rond materiaal, houding, beweging, bladligging, afbouw van de hulplijnen
  • goede oefenbladen
  • goede voorbereidende oefeningen
  • aanpassingen voor linkshandigen
  • gefundeerde opbouw in de oefeningen
  • consequente toepassing van de methode
26
Q

Geef enkele schrijfmoeilijkheden?

A
  • linkshandigheid
  • richtingsmoeilijkheden
  • gespannenheid
  • traagheid
  • verkeerde draairichting
27
Q

Geef de verschillende handvoorkeuren?

A
  • dominant links
  • dominant rechts
  • ambidexters
  • gemengd dominant
28
Q

Wat valt op bij linkshandigen?

A
  • gehoekte hand
  • krampachtigheid
  • problemen met letterhelling
  • vegen met de hand over geshrevene
  • pijn in de vingers na enkele regels
  • geheel ziet er slordig uit
29
Q

Tips voor de omgang met linkshandigen?

A
  • andere bladligging aanleren
  • andere helling toestaan
  • demonstreren / voordoen
  • aanwijzingen in verband met druk
  • zeker niet wisselen van schrijfhand
30
Q

Hoe ligt onze werkrichting?

A

Onze werkrichting is linksgericht, van links naar recht. Bij linkhandigen is dat rechtsgericht, van rechts naar links

31
Q

Hoe kunnen we personen die rechtsgericht zijn helpen?

A
  • werkrichting niet als foutief beschouwen
  • bevestigen in eigen werkrichting in niet-schoolse zaken
  • andere richting aanbieden bij niet-schoolse zaken
  • beide richtingen in niet-schoolse zakne
  • schoolse zaken in juiste werkrichting
32
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van traag schrijven?

A
  • gebrek aan verwerking lezen en schrijven
  • gebrekkige integratie van de 3 deelbewegingen van de schrijfbeweging
  • foutieve potloodgreep/ foute houding en beweging
  • concentratieproblemen
  • leerproblemen
  • richtingsmoeilijkheden
33
Q

Geef de oorzaak en de reactie van gespannen schrijven?

A
  • kinderen willen het heel goed doen –> opdracht makkelijker maken
  • psychologische spanning –> opdracht ontdoen van negativiteit
    Globaal verhoogde spierspanning –> motorische oefeningen
  • te weinig coördinatie en souplesse –> schrijfbewegingen differentiëren