Aanvankelijk rekenen Flashcards

1
Q

Wat is symboolbewustzijn?

A

Weten dat een bepaald teken in de plaats staat van iets anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kunnen volwassenen kinderen uitdagen op vlak van symboolbewustzijn?

A

Speelse opdrachten geven, die vormen een motivatie om te leren lezen en schrijven (vb.: een letter uit de naam van het kind op reclamebord)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kinderen leren van in de kleuterklas omgaan met tekens. Wat leren ze hieruit?

A

kind leert stilaan dat letters tekens zijn die verwijzen naar iets anders en dat de taal die we spreken omgezet is in symbolen nl. letters en woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symboolbewustzijn is ook voor het latere rekenen belangrijk. Hoe?

A

Cijfers zijn symbolen die een hoeveelheid of rangorde weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de aspecten die bij denken aan bod kunnen komen.

A
  • verbanden leren leggen tussen begrippen, voorwerpen, gebeurtenissen…
  • logisch rangschikken
  • redeneren
  • problemen kunnen oplossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar heeft aandacht mee te maken?

A

Aandacht heeft te maken met de zintuigen die prikkels kunnen verwerken en selecteren –> kind leert gericht nadenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar heeft concentratie mee te maken?

A

Concentratie bepaalt hoe lang en hoe sterk het kind zijn aandacht bij iets kan en wil houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zegt Marc Boone over puzzelen?

A

Puzzelen spreekt verscheidene aspecten van de ontwikkeling aan, in het bijzonder het vermogen om de ruimte te structureren en ruimtelijke begrippen onder de knie te krijgen. Het zoeken naar de juiste vorm en kleur helpt de visuele discriminatie en het classificatievermogen. De oog-handcoördinatie en de fijne motoriek worden geoefend. Puzzelen doet een beroep op de concentratie en vergroot de taakspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Denkontwikkeling: hoe kunnen we het kind helpen?

A
  • kinderen kansen geven om te kiezen en te plannen
  • kinderen kansen geven om problemen op te lossen
  • stel het kind voor een uitdagend probleem
  • geef kinderen kansen om te verwoorden wat ze gemaakt hebben, wat ze van plan zijn, hoe moeilijk of gemakkelijk iets was, welke materialen ze hebben gebruikt, wat ze erbij voelen
  • ouders en opvoeders: helpen om taal te koppelen aan de ervaringen van het kind
  • thuis kind structuur aanbieden
  • kind zelf laten verwoorden hoe de komende dag zal verlopen
  • laat het kind zeggen waar bepaalde voorwerpen zich vinden
  • leer het kind vormen herkennen
  • help het kind om met symbolen om te gaan
  • leer de kinderen over ‘oorzaak - gevolg’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het lichaamsschema?

A
  • kennis van eigen lichaam
  • bewegen met het lichaam
  • positieve gevoelens ten opzichte van het eigen lichaaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een goed ontwikkeld lichaamsschema?

A
  • weten hoe je lichaam in elkaar zit, welke mogelijkheden je lichaam biedt
  • weten dat je twee armen en twee benen hebt
  • weten hoe de delen van je lichaam heten
  • weten dat je een linker- en een rechterkant hebt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kennis van het lichaam: hoe kunnen we helpen?

A
  • kind op spontane manier leren dat de lichaamsdelen een naam hebben, dat ze een eigen plaats hebben en dat je er verschillende dingen mee kan doen
  • praat met het kind over zijn lichaam
  • laat het kind regelmatig in de spiegel kijken
  • benader het lichaam van het kind op een positieve en waarderende wijze
  • geef kansen om te bewegen en help bewegingen correct uit te voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je het kind op een spontane manier leren dat het een linker- en een rechterkant heeft?

A
occasioneel oefenen
- wijs je neus, je mond...
- hoeveel armen, benen, oren heb je?
Begrippen en termen oefenen met een bal
- gooi de bal weg met je linkerhand
- schop met je rechtervoet op de bal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is lateraliteit?

A

Lichaamsas kunnen doorkruisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is dominantie?

A

kinderen ontwikkelen een duidelijke linker-of rechtervoorkeur voor éénhandige taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kinderen leren dat het nu ‘vandaag’ is, dat ‘gisteren’ voorbij is en dat ‘morgen’ nog moet komen

A

Kinderen hebben geleidelijk aan weet van het tijdsverloop en de tijdsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vb.: op school is er elke morgen een speelkwartier. Zo kan het kind stilaan ervaren hoelang een ‘kwartier’ in werkelijkheid duurt

A

kind moet zich kunnen losmaken van subjectief tijdsgevoel om zo te komen tot een objectief tijdsbesef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vb.: voor het eten moet je eerst de handen wassen. Pas na het eten de tanden poetsen

A

zonder het te beseffen ervaart kind zekere regelmaat en ritme in de omgeving –> kind wordt bewust van de dagindeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Link kennis van de tijd en leren lezen en rekenen

A

lezen:
- letters van een woord komen na elkaar
- woorden in een zin volgen elkaar op
Rekenen:
- klok aflezen
- eenvoudige rekenverhalen of wiskundige toepassingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke tijdsbegrippen moeten worden geleerd?

A
  • dag, nacht
  • ’s morgens, ‘s middags, ‘s avonds
  • de dagen van de week
  • vandaag, gisteren, morgen
  • de maanden van het jaar
  • lente, zomer, herfst, winter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kennis van de tijd: hoe kunnen we het kind helpen?

A
  • verschillende tijdstippen benoemen en bespreken
  • leer het kind over verleden en toekomst
  • met zandloper/ wekker tijdsduur laten bepalen
  • kind laten ervaren dat handelingen in een bepaalde volgorde gebeuren –> nu, straks, morgen, later, onmiddelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is ruimtelijk inzicht?

A

Oriëntatie in de ruimte en de structurering ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is ruimte?

A

De onmiddellijke ruimte rondom het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de volgorde van de kennis van de ruimte rondom zich?

A
  1. eerst het eigen lichaam
  2. dan de voorwerpen in de omgeving
  3. nadien de plaats van de voorwerpen ten opzichte van elkaar
  4. ten slotte de plaats van het kind tussen al die voorwerpen
25
Q

Kennis van de ruimte rondom zich: hoe kunnen we het kind helpen?

A
  • begrippen zoals boven, onder, naast, voor, achter… veel gebruiken
  • kind zoveel mogelijk laten vertellen waar bepaalde dingen staan of waar het zich bevindt
26
Q

Wat zijn de voorbereidende rekenvaardigheden?

A
  • tellen en vormen van tellen
  • conservatie
  • seriëren
  • classificeren
27
Q

Wat is kenmerkend voor de fase van het voorbereidend rekenen?

A

Ervaringskennis opdoen door actief om te gaan met voorwerpen: verleggen, herschikken, combineren, wegstoppen…

28
Q

Wat zijn de verschillende vormen van tellen?

A
  • resultatief tellen
  • aanwijzend tellen
  • tellen en daarbij iets vastnemen
  • terugtellen
  • verder tellen
  • verkort tellen en doortellen
  • met twee even getallen tegelijk verder tellen
  • met twee oneven getallen tegelijk verder tellen
  • met twee even getallen tegelijk terugtellen
    met twee oneven getallen tegelijk terugtellen
29
Q

vb.: tel eens hoeveel kabouters er staan

A

resultatief tellen

30
Q

vb.: tel de blokken en wijs ze aan met je vingers

A

aanwijzend tellen

31
Q

vb.: neem eens 9 kralen uit de doos

A

tellen en daarbij iets vastnemen

32
Q

vb.: tel eens terug van 10 tot 0

A

terugtellen

33
Q

vb.: tel eens van 4 tot 9

A

verder tellen

34
Q

vb.: er zitten al 3 mensen aan de tafel. Nu komen opa en oma erbij. Dat is dan 3, 4, 5. In totaal zitten er nu 5 mensen aan tafel.

A

verkort tellen en doortellen

35
Q

vb.: 0-2-4-6-8-…

A

met twee even getallen tegelijk verder tellen

36
Q

vb.: 1-3-5-7-9-…

A

met twee oneven getallen tegelijk verder tellen

37
Q

vb.: 16-14-12-10-8-…

A

met twee even getallen tegelijk terugtellen

38
Q

vb.: 17-15-13-11-9-…

A

met twee oneven getallen tegelijk terugtellen

39
Q

Wat is conservatie?

A

ervaren en leren dat bepaalde hoeveelheden gelijk blijven ook al hebben ze een andere vorm, nemen ze meer plaats in of vormen ze een lange rij of dikke stapel

40
Q

Wat is reversibel of omgekeerd denken?

A

Kind ervaart dat je weer evenveel hebt als je de handeling omgekeerd uitvoert

41
Q

Wat is seriëren?

A

Inzien dat voorwerpen geordend kunnen worden volgens een bepaald criterium

42
Q

Wat is classificeren?

A

overeenkomsten tussen voorwerpen ontdekken: kan naar kleur, vorm, soort

43
Q

Aanvankelijk rekenen: hoe kunnen we het kind helpen

A
  • getalbeelden van op school gebruiken
  • lang genoeg 1 getalbeeld gebruiken
  • getalbeelden lang genoeg gebruiken
  • flitskaarten gebruiken
  • structuur getalbeelden inzichtelijk en overzichtelijk aanbieden
  • getal moet in de onderdelen goed te zien zijn –> is zo bij kwadraatbeeld
  • best systeem tot 10 gebruiken met logische opbouw
  • toegepaste structuur moet ondersteuning bieden voor het splitsen, het optellen en het aftrekken
44
Q

Wat is een voorwaarde om getallen te kunnen splitsen?

A

Getalbeelden kunnen verinnerlijken

45
Q

Waarom zijn getalbeelden tot 10 belangrijk in het rekenen?

A
  • voor de optel- en aftrekoefeningen tot 10
  • voor de overbruggingen tot 20 (L1)
  • voor de bewerkingen tot 100 (L2)
46
Q

Wat is het principe van de commutativiteit?

A

Bij plus- en vermenigvuldigen mag je de 2 termen omkeren, de uitkomst blijft behouden

47
Q

Wat zijn de vaardigheden bij het aanvankelijk lezen?

A
  • getalbeelden
  • splitsingen tot 10
  • brug over 10
  • automatiseren met brug en gebruik maken van het omgekeerd rekenen
  • eenvoudige rekenverhalen of redactiesommen
48
Q

Wat is abstract werken?

A

Het kind gaat spontaan en zelfstandig uit het hoofd rekenen

49
Q

Hoe automatiseren met brug en gebruik maken van het omgekeerd rekenen ondersteunen met materiaal?

A

Ongestructureerd materiaal:
- dopjes, noten, blokjes…
Gestructureerd materiaal:
- getalbeelden, getallenlijnen, telramen…

50
Q

Wat is het automatiseren met brug en gebruik maken van het omgekeerd rekenen?

A

Kinderen rekenen niet meer met tussenstappen. Ze lossen bewerkingen verkort op en maken gebruik van ‘omgekeerd rekenen’

51
Q

Hoe kan je het vingertellen verhelpen?

A

Vingertellen blijft meestal aanhouden als kinderen nog te weinig inzicht in de structuur van de getallen en het getalbegrip hebben.
We kunnen dat verhelpen door veel te oefenen met getalbeelden en het automatiseren van de bewerkingen tot 10

52
Q

Stappenplan oplossen eenvoudige rekenverhalen of redactiesommen?

A
  1. is het een oefening met plus of min?
  2. schrijf de bewerking op
  3. zoek de uitkomst
  4. controleer je uitkomst en ga na of ze wel realistisch is
53
Q

Eenvoudige rekenverhalen of redactiesommen: hoe kunnen we het kind helpen?

A
  • splitsingen tot 10 is belangrijke aangelegenheid –> breng inzicht in de structuur van de getallen
  • leg eenvoudige rekenverhalen voor –> leefwereld kind
  • belang van succeservaringen –> rekenhulp afstemmen op niveau
  • helpen bij rekenoefeningen tot 9 te automatiseren via drillen en van buiten leren
54
Q

Wat is het aanbod van wiskunde na de kleuterklas?

A

4 domeinen:

  • getallen
  • bewerkingen
  • meten
  • meetkunde
55
Q

Wat houdt het domein getallen in bij wiskunden?

A
  • kennis van getallen en getalbegrip tot 20
  • tekens =, >,<
  • hoeveelheden vergelijken: meer, minder, evenveel
56
Q

Wat houdt het domein bewerkingen in bij wiskunde?

A
    • en - , optellen en aftrekken, de som en het verschil
  • x en :, vermenigvuldigen en delen, het product en het quotiënt
  • hoofdrekenen: rekenen uit het hoofd
  • rekenoefeningen waarbij je moet lezen: rekenverhalen, redactiesommen of toepassingen
57
Q

Wat houdt het domein meten in bij wiskunde?

A

allerlei praktsiche meetoefeningen: veel zelf meten

  • lengte
  • inhoud
  • gewicht
  • tijd
58
Q

Wat houdt het domein meetkunde in bij wiskunde?

A
  • rechte lijnen, kromme lijnen, hoeken
  • vlakke figuren: vierkanten, driehoeken, cirkel
  • tal van wiskundige termen: rechts van, links van, in het midden, naar rechts, naar links, in de richting van