Aantekeningen boek Flashcards

1
Q

Hoe wordt een theorie genoemd die bevestigd is en ronduit wordt geïmplementeerd

A

law of human behavior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is “utilitarinism” voor stroming binnen de ethiek?

A

Als de uitkomsten positief zijn dan is iets dus goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de “deontological” (of duty based theory) voor benaderin?

A

Deze gaat niet alleen uit van de uitkomsten, maar ook van

  1. Moral duties en obligation.

Komt voort uit goede intenties en gaat uit van eerlijkheid en beloften en respect voor anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt er bedoeld met Sophistry?

A

persuasieve argumenten zonder inhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt de balance theory in.

A

Person / Perceiver. = P
ther person = o
Issue = X

Je hebt dezelfde mening als de mensen die je leuk vindt, maar een tegenovergestelde mening dan mensen die je niet leuk vihndt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 4 manieren waarop je een imbalans, volgens de balance theory, kunt oplossen?

A
  1. Denial: Het conflict ontkennen
  2. Bolstering: Je eigen geloof versterken
  3. Differentiation: De ander los zien van zijn mening, bv. omdat je elkaar al lang kent.
  4. Integration: Kijken hoe verschillende meningen gecombineerd kunnen worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de social judgement theory in?

A

We kijken niet zo zeer naar argumenten, maar eerder of de theorie past bij onze eigen attitudes,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De social judgement theory kent 3 concepten. Welke?

A
  1. Latitudes of acceptance, rejection and non commitment.
  2. Assimilation and contrast.
  3. Ego-involvement.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met de lattitudes of accepance, rejection and non commitment. (Social judgement theory)

A

Of iemand de stelling accepteert, afwijst of er geen interesse in heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevoplg van een large latitude of rejection?

A

Hoe sterker de afwijzing, hoe sterker de mening natuurlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoeld met assimilation en contrast? (social judgement theory)

A

Assimilation : Als mensen denken dat een boodschap beter bij ze past dan het geval is.
Contrast : Mensen zijn kritischer op een mening die niet bij hun eigen houding past dan nodig is. Bv. een theorie afwijzen terwijl daar argumentatief geen reden voor is, omdta hij niet strookt met een eigen mening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wwat wordt er bedoeld met ego-involvement?

A

Wanneer iets iemands zelfbeeld of kernwaardes raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met accessibility ?

A

Hoe gemakkelijk je bij je gedachtes komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaan Dual attitudes ?

A

explicit attitude : Wat op bewust niveau is
Implicit attitude : Wat op onbewust niveau is (dus bv. agenten die een donker iemand sneller neerschieten.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 6 hoofdfuncties van attitudes?

A
  1. Knowledge : Kennis over de wereld om gebeurtenissen te plaatsen
  2. Utilitair : Straf en beloning. Dus positief tegen dingen aankijken als het iets oplevert en negatief als iets bv. veel werk is
  3. Social adjustive : Voor sociale goedkeuring.
  4. Sociale identiteit : Wat mensen “willen” zijn.
  5. Value-expressive : Attitudes als manier om kernovertuigingen te geloven en te uiten. Bv. positieve attitude omdat iemand een grote waarde hecht aan law & order
  6. Ego-Defensive : jezelf beschermen. Bv. je ex haten om jezelf te beschermen tegen het rotgevoel als je nog iets zou willen van hem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 5 redenen waarom mensen goede dingen doen?

A
  1. Waarden uiten die te maken hebben met het welzijn van andere mensen.
  2. Intellectualiteit bevredigen.
  3. Met innerlijke conflicten omgaan (bv. schuld verminderen).
  4. Peer pressure
  5. Carriere-gerelateerde redenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zegt functional theory ?

A

Boodschappen moeten vooral gericht worden op de functie die iemands attitude vervult.

vb. als je vrijwilligerswerk wil promoten en iemand twijfelt omdat te doen vanwege carrierentechnische redenen, dan sluit je daar je boodschap op aan. Als iemand het wil vanwege sociale goedkeuring, moet je daar je boodschap op aan laten sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat wordt er bedoeld met attitude dysfunction ?

A

De nadelen van attitudes.
> Kritiek op functional theory omdat attitudes soms gewoon niet functioneel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat wordt er bedoeld met Script (Functional Theory)

A

“Organized bundle of expectations about an event sequence of an activity”

> Je doet iets onbewust voordat je attitude ook maar in het spel komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil tussen High-self-monitors en low-self-monitors?

A

High self monitors passen hun gedrag aan, aan de omgeving waarin ze zich bevinden terwijl low self monitors een starre mening hebben en deze ook uiten (ook als het ongepast is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Attitudes kunne gevormd worden door bv. kennis, maar ook door ervaringen. Wat is de invloed van ervaring op kennis?

A

Attitudes gebaseerd op ervaringen zijn altijd sterker dan andere attitudes,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de General attitude ?

A

Attitude to object > de generieke attitude over een overkoepelend thema.

23
Q

Wat wordt er bedoeld met general attitude ?

A

De attitude to object, ofwel de generie attitude over

24
Q

Wat wordt er bedoeld met specific attitude ?

A

“Attitude towards behavior” > Evaluatie van een enkele act in een specifieke context.

25
Q

Wat zijn 5 strategieën die je kunt gebruiken bij the reasoned action model ?

A
  1. Je op relevante beliefs richten
  2. Je op outcome evaluation richten.
  3. Sociale normen aantrekkelijker maken.
  4. Richt je op het gevoel van eigen effectiviteit.
  5. Verander attitudes door associatietechnieken.
  6. Zorg dat mensen in contact komen met hun gevoel.
26
Q

Welke beoordelingsschalen heb je voor kwantitatieve testen?

A
  1. Likert schaal : 5 puntsschaal van bv. Strongly agree tot strongly disagree
    2 Guttman scale : Verschillende stellingen, van makkelijkst te accepteren tot moeilijkst te accepteren.
  2. Semantic differential : Twee tegenovergestelde woorden waarbij je moet beantwoorden wat het beste bij elkaar past
27
Q

Wat zijn unobtrusice measures?

A

Mensens tiekem observeren zonder dat ze het weten.

28
Q

Hoe ziet de implicit association test er uit en waarvoor is het?

A

Het meet niet hoe mensen reageren op bepaalde stimuli, maar hoe lang ze er over doen om te reageren. Dit zegt vooral iets iver accesibility en welke waarde top of mind zijn.

29
Q

Wat is kritiek op de Implicit association test?

A

Je weet niet of het attitudes meet of culturele waarden.

30
Q

Hoe ziet het yale model of persuasion er uit?

A

Commuynication > Message learning > Attitude change.

Message learning bestaat uit.,
1. Attention
2. Comprehension
3. Learning
4. Acceptance
5. Retention

31
Q

Wat is de cognitive response approach?

A

Communication > Cognitive responses > Attitude.

Cognitive responses bestaan uit
1. Pro-arguments
2. Counter-arguments
3. Thoughts that originate creatively elaborate or is relevance to the issue

32
Q

Wat is forewarning?

A

Tekenen die aanduiden dat je blootgesteld wordt aan persuasieve argumentatie
> Mensen gaan meer tegenargumenten bedenken.

33
Q

Wat heeft afleiding voor functie in persuasieve communicatie?

A

Mensen bedenken tegenargumenten in zichzelf als ze het ergens niet mee eens zijn. Als je zorgt voor afleiding, hebben ze minder tijd om tegen argumenten te bedenken tegen de boodschap en komen dichter bij de communicator te staan.

34
Q

Wat wordt er bedoeld met innoculation theory?

A

Je benoemt eerst de tegenargumenten (dus de argumenten van de andere persoon) en weerlegt deze voor je aan de pro-argumenten begint.

35
Q

Wat is de “need for cognition” ?

A

in hoeverre iemand het leuk vindt om na te denken.

36
Q

Wat is het gevolg van een hoge “need for cognition” ?

A

Mensen met een hoge NFC vinden het leuk om dieper na te denken.

37
Q

Hoe benader je iemand met een lage Need for cognition ?

A

Bij iemand met een lage need for cognition moet je de boodschap zo simpel mogelijk houden.

38
Q

Hoe noem je het als je beslissingen maakt op basis van bv.

  1. Uiterlijk van iemand
  2. Endorsement
  3. Namen
A

Dit zijn heuristieken.

39
Q

Wat is het verschil tussen ELM en Heuristic systematic model?

A
  1. Bij het HSM wordt ook rekening gehouden met het feit dat mensen gemotiveerd zijn om hun attitude te handhaven, en dit invloed heeft op de manier van verwerking.
  2. Bij het HSM model verwerk je iets systematisch of heuristisch.
40
Q

Wat zijn 2 principes die horen bij het heuristic systematic model?

A
  1. Least effort principle : We kiezen voor de verwerkingsroute die het minste inspanning kost.
  2. Sufficiency principle : Mensen willen wel degelijk veel leren als ze op die manier zo goed mogelijk hun doelen kunnen bereiken.
41
Q

Wat is Charisma ?

A

A certain quality of the individual personality by virtue of which he is set apart from ordinary mand and treated as endowed with supernatural, superhuman or at least exceptional powers and qualities.

42
Q

Wat zijn de “big 3” communicator factors?

A
  1. Credibility
  2. Authority
  3. Social attractiveness
43
Q

Wat zijn de bnelangrijkste eigenschappen voor credibility?

A
  1. Expertise
  2. Trustworthiness
  3. Goodwill
44
Q

Wat wordt er bedoeld met knowledge bias ?

A

Dat we geloven dat een spreker een gekleurde kijk heeft op dingen.

In principe neemt de credibility af, tenzij iemand met argumenten komt die niet bij onze vooroordeel over diegene passen. Dan neemt de credibility toe.

45
Q

Wat wordt er bedoeld met reporting bias ?

A

De aanname dat een boodschapper bepaalde informatie achterhoudt die negatief zouden kunnen vallen. Verminder credibility.

> Credibility verhoogt als een spreker “toch” iets vertelt wat slecht zou kunnen vallen. Tot op bepaalde hoogte. Als het heel erg slecht valt dan verhoogt het credibility niet.

46
Q

Uit welke 3 dingen bestaat social attractiveness?

A
  1. Likeability
  2. Similarity
  3. Physically attractive
47
Q

Wat is het verschil tussen een one sided message en een two sided message ?

A

Bij een one sided message vertel je alleen je eigen standpunt, bij een two sided message vertel je ook andermans standpunt> veel effectiever.

48
Q

Wat wordt er precies bedoeld met narrative ?

A

iedere samenhangend en coherent verhaal met een duidelijk begin, midden en eind, dat informatie geeft over scene, karakters en conflicts.

49
Q

Wat wordt er bedoeld met transportation of narrative en wat is de invloed daarvan op beinvloeding?

A

Transportation of narrative is in hoeverre we worden meegenomen met een verhaal. Meer transport = meer beinvloeding.

50
Q

Wat is framing ?

A

een bepaald apsect uitvergroten zodat het ontvangers beinvloed.

51
Q

Wat is powerless speech ?

A

Spraak waarbij iemand moedwillig of niet, zijn eigen spraak onderuit haalt > minder beinvloeding.

52
Q

Wat zijn kenmerken van powerless speech?

A
  • Word lie uuhh, well you know etc.
  • Woorden die dingen baggataliseren als * Kinda, sort of* etc.
  • Zinnen die als vraag worden geponeerd.
53
Q

Wat wordt er bedoeld met language intensity en wat is het gevolg?

A

Emotioneel geladen woorden (en metaforen)
> Mensen kunnen je hier een dynamische spreker door vinden, maar het leidt doorgaans niet tot meer beinvloeiding.
>Metaforen leiden wel tot meer beinvloeding.

54
Q

Wat houdt unrealistic optimism of illusion of invulnerability in?

A

Dat onszelf minder erge dingen overkomen dan anderen.