8. Gedrags- En Externaliserende Stoornissen Flashcards
1
Q
Externaliserende stoornis
A
- Oppositionele- opstandige stoornis
- Periodiek explosieve stoornis
- Normoverschrijdend- gedragsstoornis
- Antisociale-phstoornis
- Pyromanie
- Kleptiomanie
- Andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis
- Ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis
2
Q
Wat zijn externaliserende stoornissen?
A
- problemen met zelfbeheersing wat betreft emoties en gedrag
- rechten van andere worden geschonden
- conflict met maatschappelijke normen en waarden of met gezagsfiguren
3
Q
Oppositionele- opstandige stoornis (ODD)
A
- Boze/ prikkelbare stemming
- Ruziezoekende/ openlijk ongehoorzaam gedrag
- Wraakzucht
4
Q
Normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD)
A
- Agressie jegens mensen en dieren
- Vernieling van eigendommen
- Bedrog of diefstal
- Ernstige overtredingen van regels
5
Q
Individuele risicofactoren
A
- neuropsychologische risicofactoren
- Persoonlijkheidsstructuur
- Psychiatrische stoornis
6
Q
Contextuele risicofactoren
A
- Criminaliteit vader
- Depressie moeder
- Echtelijke onenigheid
- Onduidelijkheid in het geven van opdrachten
- Inconsequent omgaan met ongewenst gedrag
- Hard straffen
- Onvoldoende toezicht van jonge kinderen
- Onvoldoende op de hoogte zijn van doen en laten van oudere kinderen
7
Q
Sociale risicofactoren
A
- Lage ses of armoede
2. Minderheden
8
Q
Risicofactoren woonomgeving
A
- Stedelijke omgeving
- Hoge criminaliteit
- (Pre)delinquente peergroep
- Blootstelling aan geweld
9
Q
Preventie - ouderlijke vaardigheden
A
- Ouderlijke betrokkenheid
- Positieve bekrachtiging
- Problemen oplossen
- Discipline
- Monitoring of toezicht houden
10
Q
Behandeling
A
- Cognitieve gedragstherapie jongeren
2. Gedragtherapeutische gezinsinterventies