1. Gebruik van de DSM-5 Flashcards

1
Q

2 benadering

A

Syndroombenadering en symptoombenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 typen diagnosen

A

Syndroomdiagnose en structuurdiagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 modellen voor psychiatrische stoornissen

A
  1. Medisch model
  2. Psychologisch model
  3. Socioloigsch model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Def. syndroombenadering

A

psychologie van het pathologische: samenhangend geheel van klachten en symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

def. syntoombenadering

A

pathologie van het psychische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

def. Syndroomdiagnose of descriptieve diagnose

A

alleen beschrijvend, geen info over redenen en manier van ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

def. structuurbenadering

A

beschrijving symptomatologie waardoor en op welke wijze syndroom is ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doel classificatie (3)

A
  1. Orde scheppen 2. Groeperen 3. Gemeenschappelijke taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voordelen DSM (3)

A
  1. Research verbeterd 2. Communicatiemiddel 3. Betrouwbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nadelen DSM

A
  1. Koppeling hulpverlening, verzekering, psychofarmaca 2. Validiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Globale veranderingen DSM-5

A
  1. Ontwikkelingsaspecten 2. ASS 3.integratie wet. bevindingen 4. gestroomlijnde classificatie 5. meer consistentie en helderheid 6. overgang in conceptualisering 7. Nieuwe stoornissen en kenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opzet DSM-5 (3 delen)

A
  1. uitleg en instructies voor gebruik en verantwoording 2. Beschrijving categorieën en verschillende stoornissen 3. Veranderingen die verder onderzoek vereisen, vragenlijsten ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kritieken (5)

A
  1. Niet wetenschappelijk 2. Explosie stoornissen 3. Meer pillen 4. Amerikaanse invloeden 5. Big Pharma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Factoren structuurdiagnose

A
  1. Die iemand kwetsbaar maken
  2. Die stoornis uitlokken
  3. Die stoornis onderhouden of versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medisch model van psychiatrische stoornissen

A
  1. Etiologie (ontstaan)
  2. Pathogenese (ontwikkeling)
  3. Prognose (natuurlijk beloop)
  4. Behandeling (preventie/therapie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychologisch model bevat..

A

De ziektebeleving

17
Q

Sociologisch model bevat..

A

De ziekterol

18
Q

Ideaal beeld van classificatie bevat..

A
  1. perfecte representatie van onderliggende realiteit en diversiteit
  2. Voorspelt verloop, oorzaken, reacties op behandeling
19
Q

Soorten classificatie (3)

A

Categoriaal, dimensioneer, prototypisch

20
Q

Geschiedenis DSM

A
  1. DSM1 tot 3: Freud model
  2. DSM 3 en 4: Kraeplin model
  3. DSM 5: neurowetenschappen model
21
Q

Kenmerken classificatie

A
  1. Wat?
  2. Algemene kennis
  3. Beschrijvend
  4. Betreft groepen
  5. Gedragskenmerken
  6. Relatief snel te stellen
  7. Geeft richting aan hulpverlening
22
Q

Kenmerken diagnostiek

A
  1. Hoe?
  2. Specifieke kennis
  3. Verklarend
  4. Betreft individu
  5. Meerdere niveaus persoon en context betrokken
  6. Tijdrovend proces
  7. Voorwaardelijk voor goede hulpverlening
23
Q

Kenmerken DSM diagnose

A
  1. Veelheid van symptomen samen te vatten in syndroom
  2. Voorlopig van aard
  3. Niet over oorzaken
  4. Geen dynamische verklaring
  5. Zegt niets over behandeling