7.2 Dienstverlening Flashcards
afhalen
abholen
het verzoek om informatie, de vraag
die Anfrage, die Anfragen
De dienst heeft mijn vraag nog niet behandeld
Das Amt hat meine Anfrage noch nicht bearbeitet
aangeven, opgeven
angeben; gibt an, gab an, hat angegeben
Geeft u hier nog even uw adres op
Geben Sie bitte hier noch Ihre Adresse an
aankondigen
ankündigen
De post heeft een tariefverhoging aangekondigd
Die Post hat eine Gebührenerhöhung angekündigt
uitvoeren
ausführen
de informatie, de inlichting
die Auskunft, die Auskünfte
Ik heb onjuiste informatie gekregen
Ich habe eine falsche Auskunft erhalten
letten op, in acht nemen
beachten
Let op de voorwaarden
Beachten Sie bitte die Bedingungen
nodig hebben
benötigen
Als u hulp in de huishouding nodig hebt, kunt u ons altijd bellen
Wenn Sie Unterstützung im Haushalt benötigen, können Sie uns anrufen
klaar, gereed
bereit
De documenten liggen klaar voor de ondertekening
Die Unterlagen liegen zur Unterschrift bereit
de klacht, het bezwaarschrift
die Beschwerde, die Beschwerden
Klachten kunnen aan de burgemeester gericht worden
Beschwerden können an den Bürgermeister gerichtet werden
branden, in brand staan
brennen, brannte, gebrannt
Toen het huis in brand stond, was de brandweer meteer ter plekke
Als das Haus brannte, war die Feuerwehr sofort zur Stelle
de brief
der Brief, die Briefe
de brievenbus
der Briefkasten, die Briefkästen
de postzegel
die Briefmarke, die Briefmarken
de envelop
der Briefumschlag, die Briefumschläge
