7.1 Overheid en administratie Flashcards

1
Q

afwijzen

A

ablehnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De overheidsinstantie wees zijn aanvraag af

A

Die Behörde lehnte seinen Antrag ab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de instantie, de dienst; het ambt

A

das Amt, die Ämter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De dienst beslist of hij het examen mag doen

A

Das Amt entscheidet, ob er die Prüfung machen darf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de aanvraag

A

der Antrag, die Anträge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

invullen

A

ausfüllen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De aanvraag persoonlijk invullen alstublieft

A

Füllen Sie den Antrag bitte persönlich aus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de uitzondering

A

die Ausnahme, die Ausnahmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de identiteitskaart

A

der Ausweis, die Ausweise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beperken

A

begrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De dienst beperkt de financiële steun voorlopig tot zes maanden

A

Das Amt begrenzt die finanzielle Unterstützung vorerst auf sechs Monate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de overheidsinstantie

A

die Behörde, die Behörden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om geld te krijgen moet je een aanvraag indienen bij de instantie die erover gaat

A

Um Geld zu bekommen, muss man einen Antrag bei der zuständigen Behörde stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de bijdrage, de contributie

A

der Beitrag, die Beiträge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Men moet een maandelijkse bijdrage van tien euro betalen

A

Man muss einen monatlichen Beitrag von zehn Euro zahlen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de mededeling, de beslissing

A

der Bescheid, die Bescheide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ik heb nog geen beslissing gekregen

A

Ich habe noch keinen Bescheid bekommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

beperken

A

beschränken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De overheid beperkt de subsidie voor het project tot één jaar

A

Die Behörde beschränkt die finanzielle Förderung des Projekts auf ein Jahr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bevestigen

A

bestätigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kunt u mij even bevestigen dat u deze e-mail hebt ontvangen?

A

Bitte bestätigen Sie mir, dass Sie diese E-Mail erhalten haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

betreffen

A

betreffen; betrifft, betraf, hat betroffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Deze regeling betreft vooral gezinnen met kinderen

A

Diese Regelung betrifft besonders Familien mit Kindern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het document

A

das Dokument, die Dokumente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

opnemen, vastleggen, registreren

A

erfassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

We hebben uw persoonlijke gegevens nog niet vastgelegd

A

WIr haben Ihre persönlichen Daten noch nicht erfasst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

vergemakkelijken

A

erleichtern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de eis, de vordering

A

die Forderung, die Forderungen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

geldig

A

gültig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Mijn paspoort is nog maar een maand geldig

A

Mein Reisepass ist nur noch einen Monat gültig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

de instelling, het instituut

A

die Institution, die Institutionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Een ministerie is een overheidsinstelling

A

Ein Ministerium ist eine Institution des Staates

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

noodzakelijk

A

notwendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de pas, het paspoort

A

der Pass, die Pässe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

controleren, nagaan

A

überprüfen

36
Q

Het arbeidsbureau zal uw opgaven nauwkeurig nagaan

A

Das Arbeitsamt wird Ihre Angaben genau überprüfen

37
Q

onderscheiden

A

unterscheiden, unterschied, hat unterschieden

38
Q

Wij onderscheiden verschillende soorten inkomen

A

Wir unterscheiden verschiedene Einkommensarten

39
Q

ondertekenen

A

unterschreiben, unterschrieb, hat unterschrieben

40
Q

U moet de aanvraag nog ondertekenen

A

Sie müssen den Antrag noch unterschreiben

41
Q

de ondertekening

A

die Unterschrift, die Unterschriften

42
Q

Het contract is niet geldig als de ondertekening ontbreek

A

Der Vertrag ist nicht gültig, wenn die Unterschrift fehlt

43
Q

de procedure

A

das Verfahren, die Verfahren

44
Q

Gerechtelijke procedures duren vaak lang

A

Verfahren bei Gericht dauern oft lange

45
Q

vertegenwoordigen; (een functionaris) vervangen

A

vertreten; vertritt, vertrat, hat vertreten

46
Q

Mevrouw Almut Meyer vervangt mij gedurende mijn afwezigheid

A

Frau Almut Meyer vertritt mich während meiner Abwesenheid

47
Q

de administratie; het beheer

A

Die Verwaltung, die Verwaltungen

48
Q

De administratie van de universiteit is aan de Kaiserstraße

A

Die Verwaltung der Uni ist in der Kaiserstraße

49
Q

verwijzen

A

verweisen, verwies, hat verwiesen

50
Q

Ik moet u naar de bevoegde instantie verwijzen

A

Ich muss Sie an die zuständige Behörde verweisen

51
Q

volledig

A

vollständig

52
Q

het geval, het dossier

A

der Vorgang, die Vorgänge

53
Q

Het geval is nog niet behandeld

A

Der Vorgang ist noch nicht bearbeitet

54
Q

verantwoordelijk, bevoegd, competent

A

zuständig

55
Q

Het spijt me, ik ben daartoe niet bevoegd

A

Tut mir leid, dafür bin ich nicht zuständig

56
Q

officieel

A

amtlich

57
Q

Dat is een officiële regeling

A

Das ist eine amtliche Regelung

58
Q

de aangelegenheid

A

Die Angelegenheit, die Angelegenheiten

59
Q

In deze aangelegenheid heb ik geen beslissingsbevoegdheid

A

In dieser Angelegenheit bin ich nicht zuständig

60
Q

Het arbeidsbureau, het UWV

A

das Arbeitsamt, die Arbeitsämter

61
Q

de inachtneming

A

die Beachtung

62
Q

Inachtneming van de voorschriften is noodzakelijk

A

Beachtung der Vorschriften ist notwendig

63
Q

aanvragen

A

beantragen

64
Q

Voor deze auto moet ik nog een kenteken aanvragen

A

Für dieses Auto muss ich noch eine Zulassung beantragen

65
Q

indienen

A

einreichen

66
Q

U moet de aanvraag uiterlijk aanstaande woensdag indienen

A

Sie müssen den Antrag bis nächsten Mittwoch einreichen

67
Q

verkrijgen

A

erlangen

68
Q

Hij verkreeg met veel moeite een verblijfsvergunning

A

Er erlangte mit viel Mühe eine Aufenthaltsgenehmigung

69
Q

formeel

A

formal

70
Q

indien nodig, in voorkomende gevallen

A

gegebenenfalls

71
Q

Indien nodig sturen we uw aanvraag door naar de bevoegde instantie

A

Gegebenenfalls leiten wir Ihren Antrag an die zuständige Behörde weiter

72
Q

de vergunning

A

die Genehmigung, die Genehmigungen

73
Q

aanmanen

A

mahnen

74
Q

De dienst stuurde een aanmaning wegens de onbetaalde administratiekosten

A

Das Amt mahnte ihn weger der unbezahlten Gebühr

75
Q

bewijzen, een bewijs overleggen van

A

nachweisen, wies nach, hat nachgewiesen

76
Q

U moet een bewijs overleggen van de hoogte van uw inkomen

A

Sie müssen die Höhe Ihres Einkommens nachweisen

77
Q

de richtlijn, het voorschrift

A

die Richtlinie, die Richtlinien

78
Q

Daarbij moet op de bijzondere richtlijnen voor EU-burgers gelet worden

A

Dabei sind die besonderen Richtlinien für EU-Bürger zu beachten

79
Q

de controle

A

die Überprüfung, die Überprüfungen

80
Q

De controle van de stukken heeft meerdere hiaten opgeleverd

A

Die Überprüfung der Unterlagen hat mehrere Lücken ergeben

81
Q

de documenten, de stukken

A

die Unterlagen

82
Q

de verordening; het (medische) voorschrift

A

die Verordnung, die Verordnungen

83
Q

de lijst, het register

A

das Verzeichnis, die Verzeichnisse

84
Q

liggen bij

A

vorliegen, lag vor, hat vorgelegen

85
Q

Onze aanvraag ligt al een week bij de dienst

A

Unser Antrag liegt der Behörde bereits seit einer Woche vor

86
Q

de vergunning, het kentekenbewijs

A

die Zulassung, die Zulassungen

87
Q

Volgende week kunt u het kentekenbewijs afhalen

A

Nächste Woche können SIe die Zulassung abholen