6.inkopen doen en gebruiksartikelen Flashcards
1
Q
Der Laden
A
De winkel
2
Q
Der Supermarkt
A
De supermarkt
3
Q
Das Kaufhaus
A
Het warenhuis
4
Q
Die Rolltreppe
A
De roltrap
5
Q
Die Abteilung
A
De afdeling
6
Q
Das Fachgeschäft
A
De speciaalzaak
7
Q
Die Buchhandlung
A
De boekwinkel
8
Q
Der Musikladen
A
De platenzaak
9
Q
Der Bäcker
A
De bakker
10
Q
Der Metzger/Fleischer
A
De slager
11
Q
Der Friseur
A
De kapper
12
Q
Der Markt
A
De markt
13
Q
Der Verkäufer
A
De verkoper
14
Q
Die Verkäuferin
A
De verkoopster
15
Q
Einkaufen gehen
A
Boodschappen doen
16
Q
Kaufen
A
Kopen
17
Q
Einpacken
A
Inpakken
18
Q
An der Reihe
A
Aan de beurt
19
Q
Umtauschen
A
Ruilen
20
Q
Garantie
A
garantie
21
Q
Wo finde ich…?
A
Waar vind ik…?
22
Q
Ich hätte gern…
A
Ik wil graag…
23
Q
Wie viel kostet das?
A
Hoeveel kost dit?
24
Q
Was macht das?
A
Hoeveel is het bij elkaar?
25
Die Brieftasche/Portemonnaie
De portemonnee
26
Die Uhr
Het horloge
27
Schmuck
sieraad
28
Die Größe
De maat
29
Baumwolle
Katoen
30
Wolle
Wol
31
Anprobieren
Passen
32
Anziehen - ausziehen
Aantrekken - uittrekken
33
Sich umziehen
Zich omkleden
34
Schön
Mooi
35
Hübsch
Knap
36
Hässlich
Lelijk
37
Zigaretten
Sigaretten
38
Hast du feuer?
Heb je een vuurtje?
39
Aschenbecher
Asbak
40
Geschirr
Servies
41
Die Serviette
Het servet
42
Der Teller
Het bord
43
Das Glas
Het glas
44
Der Becher
De beker
45
Die Gabel
De vork
46
Das Messer
Het mes
47
Der Löffel
De lepel
48
Der topf
De pan
49
Ein Eis zu 1 euro
Een ijsje van 1 euro
50
Teuer - billig
Duur - goedkoop
51
Gratis, umsonst
Gratis
52
Die Kasse
De kassa
53
Wechseln
Wisselen
54
Bezahlen
Betalen
55
Der Kassenzettel
De kassabon
56
Die Quittung
De kwitantie
57
Der Eingang
De ingang
58
Der Ausgang
De uitgang
59
Kleider / Kleidung
Kleding
60
Die Hose
De broek
61
Das Hemd
Het overhemd
62
Der Pullover
De trui
63
Das Kleid
De jurk
64
Die jacke
Het jack
65
Der Mantel
De lange jas
66
Das T-Shirt
Het T-shirt
67
Wäsche
Ondergoed
68
Strümpfe
Sokken
69
Ein Paar Handschuhe
Een paar handschoenen
70
Schuhe
Schoenen
71
Die Mütze
De muts
72
Der schirm
De paraplu
73
Die Tasche
De tas
74
Eine Tüte
Plastic tasje
75
Die Pfanne
De koekenpan
76
Die Schüssel
De schotel
77
Der Eimer
De emmer
78
Werkzeug
Gereedschap
79
Die Schraube
De schroef
80
Die Steckdose
Het stopcontact
81
Der stecker
De stekker
82
Die Lampe
De lamp
83
Die Batterie
De batterij
84
Die Brille
De bril
85
Die Kamera
De camera
86
Der Film
Het fotorolletje
87
Die CD
de CD
88
Die Zeitschrift
Het tijdschrift
89
Die Zeitung
De krant
90
Das buch
Het boek
91
Das Poster
De poster
92
Der Kugelschreiber
De pen
93
Der Bleistift
Het potlood
94
Ein Blatt Papier
Een blaadje
95
Ein Notizblock
Een notitieblok
96
Briefmarken
Postzegels
97
Eine Karte schicken
Een kaart sturen
98
Ein Geschenk
Een cadeau
99
Ein Gutschein
Een waardebon
100
kundendienst
Klantenservice
