6.inkopen doen en gebruiksartikelen Flashcards
Der Laden
De winkel
Der Supermarkt
De supermarkt
Das Kaufhaus
Het warenhuis
Die Rolltreppe
De roltrap
Die Abteilung
De afdeling
Das Fachgeschäft
De speciaalzaak
Die Buchhandlung
De boekwinkel
Der Musikladen
De platenzaak
Der Bäcker
De bakker
Der Metzger/Fleischer
De slager
Der Friseur
De kapper
Der Markt
De markt
Der Verkäufer
De verkoper
Die Verkäuferin
De verkoopster
Einkaufen gehen
Boodschappen doen
Kaufen
Kopen
Einpacken
Inpakken
An der Reihe
Aan de beurt
Umtauschen
Ruilen
Garantie
garantie
Wo finde ich…?
Waar vind ik…?
Ich hätte gern…
Ik wil graag…
Wie viel kostet das?
Hoeveel kost dit?
Was macht das?
Hoeveel is het bij elkaar?
Die Brieftasche/Portemonnaie
De portemonnee
Die Uhr
Het horloge
Schmuck
sieraad
Die Größe
De maat
Baumwolle
Katoen
Wolle
Wol
Anprobieren
Passen
Anziehen - ausziehen
Aantrekken - uittrekken
Sich umziehen
Zich omkleden
Schön
Mooi
Hübsch
Knap
Hässlich
Lelijk
Zigaretten
Sigaretten
Hast du feuer?
Heb je een vuurtje?
Aschenbecher
Asbak
Geschirr
Servies