584-608 Flashcards
Nōbilis
-, nōbile; nōbilis
Adellijk; beroemd
Praesēns
-, -; praesentis
Aanwezig
Senātus
Senātūs
De senaat
Praestāre, -ō
Praesiti, praestātum
Geven; tonen
Temptāre, -ō
Proberen; op de proef stellen
Dolēre, -eō
Lijden; betreuren
Obsidēre, -eō
Obsēdī, obsessum
Belegeren; bezet houden
Terrēre, -eō
Bang maken
Timēre, -eō
Vrezen; bang zijn
Comprehendere, -ō
Comprehendī, comprehēnsum
Grijpen
Cōnstituere, -ō
Cōnstituī, cōnstitūtum
Opstellen; vaststellen
Dīmittere, -ō
Dīmīsī, dīmissum
Wegzenden; laten gaan
Parcere, -ō + dat.
Pepercī, -
Sparen
Quoque
(Bijwoord)
Ook
Priusquam
(Ondersch. Voegw.)
Voordat
Cēteri
-ae, -a
De overige
Cūnctī
-ae, -a
Alle
Nōnnūllī
-ae, -a
Enkele
Paucī
-ae, -a
Weinig
Singulī
-ae, -a
Elk één; afzonderlijk
Multī
-ae, -a
Veel
Fera
Ferae
Het wilde dier
Iniūria
Iniūriae
Het onrecht
Perīculum
Perīculī
Het gevaar
Pāx
Pācis, v.
De vrede