534-558 Flashcards
1
Q
Animus
A
Animī
De geest; het gemoed; de moed
2
Q
Lectus
A
Lectī
Het bed
3
Q
Somnus
A
Somnī
De slaap
4
Q
Auxilium
A
Auxiliī
De hulp
5
Q
Cubiculum
A
Cubiculī
De slaapkamer
6
Q
Ferrum
A
Ferrī
Het ijzer; het zwaard
7
Q
Verbum
A
Verbī
Het woord
8
Q
Malus
A
-a, -um
Slecht
9
Q
Tantus
A
-a, -um
Zo groot
10
Q
Pudor
A
Pudōris, m.
De schaamte; het eergevoel
11
Q
Precēs
A
Precum, v.
De smeekbeden
12
Q
Decus
A
Decoris, o.
De eer; het sierraad
13
Q
Pectus
A
Pectoris, o.
De borst; het hart; het verstand
14
Q
Prior
A
-, prius; priōris
Vroeger; vorig
15
Q
Excitāre, -ō
A
Opwekken