5.1 ,5.2, 5.3 And 5.4 Selfmade Questions Flashcards

1
Q

Wat voerde de feministen op in 1870?

A

die streeft naar gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke eeuw hadden vrouwen een achtergestelde positie ten opzichte van mannen.

A

19e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat waren vrouwen volgens veel mensen?

A

waren vrouwen alleen geschikt als echtgenote en moeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie waren de belangrijkste politieke tegenstanders van deliberalen en socialisten?

A

de conservatieven en confessionelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vonden de confessionelen oneerlijk?

A

Ze moesten betalen voor om eigen scholen te stichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wouden de katholieken en protestanten niet?

A

dat de overheid voor de niet-openbare scholen ging betalen, net als voor de openbare scholen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ontstond de schoolstrijd?

A

Katholieken en protestanten wilden dat de overheid voor niet-openbare scholen ging betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat noemden mensen de sociale kwestie

A

het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstond door de discussie over de sociale kwestie?

A

het idee dat de overheid met sociale wetten steun kon geven aan mensen die steun nodig hadden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was er op 1885?

A

Van Gogh schildert De aardappeleters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was er op 1919?

A

Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was er op 1848?

A

Grondwet van Thorbecke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was er op 1815?

A

Willem I word koning van het koninkrijk der Nederlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was er op 1874?

A

Kinderwetjes van Van Houten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstonden de eerste sociale weten?

A

Door het groeiende strijd tegen kinderarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kregen de leef- en werkomstandigheden meer aandacht?

A

Door zulke verhalen zoals kinderen die ‘6 uur moeten opstaan en tot 7 uur moeten werken’ begrepen de burgers van de slechte leef- en werkomstandigheden.

17
Q

Wie zorgde eerst voor sociale weten?

A

Liberalen

18
Q

Wat wouden vrouwen uit bourgeoisie?

A

Buiten huis werken en hogere opleidingen doen

19
Q

Wat was het eerste land waar de industrie sterk groeide? (5.1)

A

Groot-Brittannië (in Engeland)

20
Q

Wat noemde we de periode vanaf 1800?

A

De moderne tijd

21
Q

Wat was er tijdens de industriële revolutie?

A

Veel handarbeide vervangen door machines. Ook gingen mensen anders reizen

22
Q

Hoe kwam dat Groot-Brittanië sterk groeide?

A

Door stoommachines, die andere machines aandreef

23
Q

Wanneer versnelde de uitbreiding van de industrieën?

A

1870

24
Q

Wat kwam na steenkool?

A

Aardolie als energiebron

25
Q

Welke nieuwe industrieën ontstonden er?

A

-de chemische industrie

-voedingsmiddelenindustrie

26
Q

Welke nieuwe producten werden ontwikkeld in 1870?

A

-Kunstmest
-Margarine
-gloeilamp

27
Q

Vanaf wanneer exporteerde de Britten producten?

A

Vanaf 1850
-ze exporteerde naar andere westerse landen

28
Q

Hoe groeide de bevolking van de tijd van burgers en stoommachines?

A

Doordat er meer voedsel werd geproduceerd

29
Q

Wat zijn de twee economische sectoren?

A

-de industrie- en de dienstensector

30
Q

Hoe ontstond de industriële samenleving?

A

Door de twee sectoren

31
Q

3 Kenmerkende aspecten

A

-De industriële revolutie is een kenmerkend aspect van de tijd van burgers en stoommachines.

-De politiek-maatschappelijke stromingen (denkrichtingen) is een kenmerkend aspect van de tijd van burgers en stoommachines.

-Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed is een kenmerkend aspect van de tijd van burgers en stoommachines.