5.1, 5.2, 5.3 And 5.4 Flashcards

1
Q

Feminist

A

iemand die streeft naar gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitbuiten

A

misbruik maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale wet

A

wet voor steun aan mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

recht van initiatief

A

leden van de Tweede Kamer mogen een wetsvoorstel indienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vakbond

A

organisatie van werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Socialist

A

iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ideologie

A

geheel van ideeën over de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klasse

A

bevolkingsgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

politieke partij

A

organisatie die vanuit bepaalde ideeën probeert invloed te hebben op het bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

productiemiddel

A

hulpmiddel van productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vooroordeel

A

mening die niet op feiten is gebaseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

discriminatie

A

onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling iemand of een groep achter te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emancipatie

A

toekenning van gelijke rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

anticonceptiemiddel

A

middel om zwangerschap te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

conservatief

A

iemand die in de politiek streeft naar behoud van bestaande toestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

confessioneel

A

mensen die in de politiek uitgaan van het christelijke geloof

17
Q

kiesstelsel

A

manier waarop het
kiesrecht is geregeld

18
Q

Moderne tijd

A

Vijfde periode (1800-heden)

19
Q

Industriële revolutie

A

Ingrijpende veranderingen in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines

20
Q

Industrie

A

Productie in factoren

21
Q

Industrialisatie

A

Uitbreiding van de industrie

22
Q

Tijd van burgers en stoommachines

A

Achtste tijdvak (1800-1900)

23
Q

Industriële samenleving

A

samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en de meeste mensen werken in industrie en diensen

24
Q

Staatshoofd

A

Persoon met het hoogte gezag in de staat

25
Regeringsleider
Aanvoerder van de regering
26
Eerste Kamer
deel van de Staten-Generaal
27
Tweede Kamer
deel van de Staten-Generaal waarvan de leden [tegenwoordig] door burgers zijn gekozen
28
Provinciale Staten
volksvertegenwoordiging in de provincie
29
liberaal
iemand die in de politiek streeft naar meer vrijheid
30
minister-president
eerste minister, premier, regeringsleider
31
kabinet (ministerraad)
gezamenlijke ministers
32
parlementaire democratie
bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van het parlement, dat met algemeen kiesrecht is gekozen
33
sociale kwestie
het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders
34
industrieel kapitalisme
kapitalisme waarin ondernemers in de industrie de leiding hadden
35
Sector
Deel van de economie -landbouw sector -industrie sector -dienstensector