5. Correlationeel onderzoek Flashcards

1
Q

definitie

A

de variabelen die je meet, niet de statistische test, bepalen of een studie correlationeel is of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

statistische validiteit

A
  • grootte effect?
  • precies schatting effect?
  • is effect statistisch significant?
  • werd effect gerepliceerd?
  • zijn er outliers die het verband beïnvloeden
  • is er sprake van range restriction
  • is het verband lineair of niet?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BI 95%

A

hoe groter steekproef, hoe kleiner het 95% BI typisch zal zijn
als 95% BI geen 0 bevat, dan is het effect statistisch significant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

p < 0.05

A

nulhypothese verwerpen en alternatieve hypothese aanvaarden
statistisch significant
hoe groter effect size/SP, hoe groter de kans dat p<0.05

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

range restriction

A

zorgt ervoor dat een correlatie in een SP kleiner is dan in de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

correlatie

A

veronderstelt een lineair verband, indien curvilineair zal de correlatie de relatie niet goed weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

moderator

A

indien de relatie tussen X en Y verschillend is voor verschillende waarden van de variabele Z, dan noemen we Z een moderator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

moderator vs derde variabele

A

bij moderator Z is het verband tussen X en Y verschillend voor verschillende waarden van Z

bij een derde variabele Z, is er een verband tussen X en Y enkel en alleen omdat zowel X als Y correleren met Z

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly