3. Surveys Flashcards
operationaliseren
conceptuele definitie: omschrijft het construct op theoretisch niveau
operationalisering: omschrijft hoe onderzoeker beslist heeft om construct te gaan meten of manipuleren
metingen
- zelf-rapportering
- observaties
- fysiologische metingen
- categorisch: nominaal
- kwantitatief: ordinaal, interval, ratio
betrouwbaarheid
test-hertest betrouwbaarheid:
- metingen op twee verschillende momenten
- correlatie berekenen
- veronderstelt stabiliteit in construct
interrater betrouwbaarheid:
- twee verschillende raters
- meestal bij observaties
- correlatie tussen scores van beide raters
interne consistentie betrouwbaarheid:
- relevant indien schaal met meerdere items die zelfde construct meten
- verwacht items positief met elkaar correleren
- average inter-item correlatie: gemiddelde van alle correlaties
validiteit
face validity:
- is de meting op het eerste gezicht een goede indicator van het construct?
content validity:
- omvat onze meting alle relevante delen van het construct?
criterion validity:
- is er bewijs voor een verband met concreet gedrag?
convergente validiteit:
- je verwacht een verband (+/-) met een tweede variabele
discriminante validiteit:
- je verwacht geen verband met een tweede variabele
experience sampling methods
- brede definitie: a representative sampling of a immediate experience in one’s natural environment
+:
- hoge ecologische validiteit
- minder gevoelig voor memory bias en common method bias
- goed om fluctuaties in variabelen over de tijd en within-person processen mee te bestuderen
- :
- participant burden
- testing effects