1. Inleiding Flashcards

1
Q

hoe werken wetenschappers.

A
  • gebaseerd op empirie
  • testen theorieën
  • beantwoorden van fundamentele en toegepaste vragen
  • continu in ontwikkeling
  • resultaten gepubliceerd in vaktijdschriften
  • communiceren naar publiek via journalisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

empirie

A

gebaseerd op date van:

  • direct zintuigelijke waarnemingen
  • meetinstrumenten

systematisch, nauwkeurig, repliceerbaar onderzoek

niet gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie of autoriteitsfiguren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken goede theorie

A
  • ondersteund door data
  • falsifieerbaar
  • parsimonie

kan echter nooit bewezen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Merton’s scientific norms

A
  • universalism
  • communality
  • disinterestedness
  • organized scepticism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bronnen van informatie

A

onderzoekers:

  • gebruiken vergelijkingsgroep
  • controleren voor derde variabelen
  • evalueren info zonder bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

biases

A
  • goed verhaal
  • availability heuristic
  • present/present bias
  • confirmation bias
  • confirmatory hypothesis testing
  • bias blind spot
  • dunning-kruger effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wetenschappelijke bronnen

A
  • empirische artikels in wetenschappelijke tijdschriften
  • review artikels in wetenschappelijke tijdschriften
  • boekhoofdstukken
  • wetenschappelijke boeken

niet wetenschappelijk:

  • boeken voor breder publiek
  • wikipedia
  • populaire media
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly