5 Flashcards
Quamquam
Hoewel
Amicus
Vriend
Alter . . . Alter
De een . . . De ander
Animal, animalis
Dier
Tutus, -a, -um
Veilig
Timidus, -a, -um
Angstig, timide
Laetus, -a, -um
Blij
Luxuria
(Zucht naar) weelde
Locus
Plaats
Tot
Zoveel
Urbs, urbis
Stad
Uxor, uxoris
Echtgenote
Utrum . . . An
(Of) . . . Of
Ut (+ind)
Zoals, zodra
Ut(+coni)
Dat, om te, zodat
Taceo, tacere
Zwijgen
Magis
Meer
Mare, maris
Zee
Audax, audacis
Moedig, roekeloos
Amo, amare
Houden van, liefhebben
Accido, accidere
Gebeuren
Pf: accido
Accidi
Inde
Van daar (af),
Van toen af
Quia
Omdat
Quisquam, non
(n)iemand
Quod
Die, dat,
(Datgene) wat,
(Het feit) dat,
Omdat
Tres, tria
Drie
Quidem . . . Sed
Wel(iswaar) . . . Maar
Magnus, -a, -um
Groot
Quid
Wat, waarom
Gaudeo, gaudere
Blij zijn
Vita
(Het) Leven
-ve
Of
Fas
Gebod, goddelijk recht,
[+est] het is geoorlooft
Minor
Kleiner
Etiam
Zelfs
Iam
Al, reeds
Vox, vocis
Stem,
Uitspraak
Victor, victoris
(Over)winnaar
Volo, velle
Willen
Pf: volo
Volui
Voco, vocare
Roepen, noemen
Vivi, vivere
Leven
Pf: vivo
Vixi
Mercator, mercatoris
Koopman
Regnum
Koningschap,
Koninkrijk
Rego, regere
Besturen, leiden
Bis
Tweemaal
Amica
Vriendin
Miser, -sera, -serum
Ongelukkig