451-461 Flashcards
1
Q
Apud+acc.
A
(Voorzetsel)
Bij
2
Q
Inter +acc.
A
(Voorzetsel)
Tussen; tijdens
3
Q
Per +acc.
A
(Voorzetsel)
Duur; gedurende
4
Q
Post +acc.
A
(Voorzetsel)
Achter, na
5
Q
Praeter +acc.
A
(Voorzetsel)
Voorbij; behalve
6
Q
Cum+abl.
A
(Voorzetsel)
Met
7
Q
De +abl.
A
(Voorzetsel)
Van; over
8
Q
E of ex +abl.
A
(Voorzetsel)
Uit; vanaf
9
Q
Sine +abl.
A
(Voorzetsel)
Zonder
10
Q
Sub +abl.
A
(Voorzetsel)
Onder; omstreeks
11
Q
In +acc.
A
(Voorzetsel)
Naar; tegen