440-450 Flashcards
1
Q
Currere
A
Curro
Lopen
2
Q
Petere
A
Peto
Gaan naar; vragen
3
Q
Poscere
A
Posco
Eisen
4
Q
Errare
A
Erro
Zwerven; zich vergissen
5
Q
Flere
A
Fleo
Wenen; bewenen
6
Q
Canere
A
Cano
Zingen, bezingen
7
Q
Fingere
A
Fingo
Vormen; verzinnen
8
Q
Fluere
A
Fluo
Vloeien
9
Q
Ubi?
A
(Bijwoord)
Waar?
10
Q
Ad+acc.
A
(Voorzetsel)
Naar,(tot) bij
11
Q
Ante+acc.
A
(Voorzetsel)
Vóór