Глаголы - 4 часть Flashcards

1
Q

Wat betekent ‘achtervolgen’?

A

De hond achtervolgt de kat door de tuin.

Собака преследует кошку по саду.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent ‘afkoelen’?

A

Laat de soep afkoelen voordat je het serveert.

Дай супу остыть перед подачей.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent ‘aflopen’?

A

De film loopt om tien uur af.

Фильм заканчивается в десять часов.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent ‘aanraden’?

A

Ik raad je aan om vroeg te komen.

Я советую тебе прийти пораньше.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent ‘aankomen’?

A

De trein komt om vijf uur aan.

Поезд прибывает в пять часов.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent ‘bijdragen (aan)’?

A

Dit project draagt bij aan het milieu.

Этот проект способствует защите окружающей среды.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent ‘doorbreken’?

A

Hij doorbreekt de stilte met een grap.

Он прерывает тишину шуткой.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent ‘invoeren’?

A

We moeten het nieuwe beleid invoeren.

Нам нужно ввести новую политику.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent ‘meenemen’?

A

Vergeet je tas niet mee te nemen.

Не забудь взять с собой свою сумку.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent ‘omgaan (met)’?

A

Hij gaat goed om met stress.

Он хорошо справляется со стрессом.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent ‘opbouwen’?

A

Ze hebben hun huis opnieuw opgebouwd na de storm.

Они заново построили свой дом после шторма.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent ‘oproepen’?

A

De foto roept veel herinneringen op.

Фотография вызывает много воспоминаний.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent ‘terugsturen’?

A

Kun je de documenten naar de afzender terugsturen?

Можешь отправить документы обратно отправителю?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent ‘uitdrukken’?

A

Hoe druk jij je gevoelens uit?

Как ты выражаешь свои чувства?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent ‘uitvinden’?

A

Hij heeft een nieuwe methode uitgevonden.

Он изобрел новый метод.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent ‘voorstellen’?

A

Mag ik je voorstellen aan mijn collega?

Могу я представить тебя моему коллеге?

17
Q

Wat betekent ‘wegblijven’?

A

Blijf weg van gevaarlijke plekken.

Держись подальше от опасных мест.

18
Q

Wat betekent ‘zich aanmelden’?

A

Ik heb me aangemeld voor de cursus.

Я записался на курс.

19
Q

Wat betekent ‘zich aanpassen (aan)’?

A

Het duurt even om je aan te passen aan een nieuwe cultuur.

Нужно время, чтобы адаптироваться к новой культуре.

20
Q

Wat betekent ‘zich afvragen’?

A

Ik vraag me af of hij vandaag komt.

Я задаюсь вопросом, придет ли он сегодня.

21
Q

Wat betekent ‘zich voorstellen’?

A

Kun je je voorstellen hoe het daar is?

Ты можешь представить, как там?

22
Q

Wat betekent ‘afleiden’?

A

Kun je niet zo veel lawaai maken? Het leidt me af!

Можешь не шуметь? Это меня отвлекает!

23
Q

Wat betekent ‘bevestigen’?

A

Kunt u mijn reservering bevestigen?

Можете подтвердить мою бронь?

24
Q

Wat betekent ‘doorlezen’?

A

Lees dit document door en geef je mening.

Прочитай этот документ и выскажи свое мнение.

25
Q

Wat betekent ‘overwegen’?

A

We overwegen om naar een andere stad te verhuizen.

Мы рассматриваем возможность переезда в другой город.

26
Q

Wat betekent ‘toelaten’?

A

De regels laten geen uitzonderingen toe.

Правила не допускают исключений.

27
Q

Wat betekent ‘uittrekken’?

A

Trek je jas uit, het is warm binnen.

Сними пальто, внутри тепло.

28
Q

Wat betekent ‘vaststellen’?

A

De dokter heeft vastgesteld dat ik griep heb.

Доктор определил, что у меня грипп.

29
Q

Wat betekent ‘voorbijgaan’?

A

Het slechte weer zal snel voorbijgaan.

Плохая погода скоро пройдет.

30
Q

Wat betekent ‘weglopen’?

A

Hij liep weg zonder iets te zeggen.

Он ушел, ничего не сказав.

31
Q

Wat betekent ‘zich schamen’?

A

Ik schaam me voor mijn gedrag gisteren.

Мне стыдно за свое поведение вчера.