Глаголы - 1 часть

Question 1

aanraken

Answer 1

Raak de schilderij niet aan.

Не трогайте картину.

Question 2

afblijven (van)

Answer 2

Blijf van mijn spullen af!

Не трогай мои вещи!

Question 3

afsluiten

Answer 3

Sluit de deur af voordat je vertrekt.

Закрой дверь перед уходом.

Question 4

bedanken

Answer 4

Ik wil je bedanken voor je hulp.

Я хочу поблагодарить тебя за помощь.

Question 5

bedreigen

Answer 5

Hij bedreigde me met een mes.

Он угрожал мне ножом.

Question 6

bewegen

Answer 6

Beweeg je arm omhoog.

Подними руку вверх.

Question 7

bewijzen

Answer 7

Kun je bewijzen dat je daar was?

Ты можешь доказать, что был там?

Question 8

binnenkomen

Answer 8

Kom binnen en neem plaats.

Входите и присаживайтесь.

Question 9

bijdragen (aan)

Answer 9

Iedereen draagt bij aan het project.

Каждый вносит вклад в проект.

Question 10

doorlezen

Answer 10

Lees deze tekst even door.

Прочитай этот текст.

Question 11

drukken

Answer 11

Druk op de rode knop in geval van nood.

Нажмите на красную кнопку в случае чрезвычайной ситуации.

Question 12

duiken

Answer 12

We gaan vanmiddag in het zwembad duiken.

Мы пойдем нырять в бассейн сегодня днем.

Question 13

ervaren

Answer 13

Ik heb veel geleerd door dit mee te maken.

Я многому научился, пережив это.

Question 14

fietsen

Answer 14

We fietsen naar het strand.

Мы едем на велосипеде к пляжу.

Question 15

genezen

Answer 15

De dokter zegt dat ik snel zal genezen.

Врач говорит, что я скоро выздоровею.

Question 16

grijpen

Answer 16

Hij greep mijn hand om me te helpen.

Он схватил меня за руку, чтобы помочь.

Question 17

haten

Answer 17

Ik haat regenachtige dagen.

Я ненавижу дождливые дни.

Question 18

inademen

Answer 18

Adem diep in en ontspan.

Сделайте глубокий вдох и расслабьтесь.

Question 19

inpakken

Answer 19

Ik moet mijn koffer nog inpakken.

Мне еще нужно собрать чемодан.

Question 20

invullen

Answer 20

Vul alstublieft dit formulier in.

Пожалуйста, заполните эту форму.

Question 21

jammeren

Answer 21

Stop met jammeren en doe iets!

Прекрати ныть и делай что-нибудь!

Question 22

kussen

Answer 22

Ze kuste hem op de wang.

Она поцеловала его в щеку.

Question 23

langskomen

Answer 23

Kom je morgen bij ons langs?

Ты зайдешь к нам завтра?

Question 24

liegen

Answer 24

Hij loog over wat er was gebeurd.

Он солгал о том, что произошло.

Question 25

meemaken

Answer 25

Wat heb jij veel meegemaakt in je leven!

Сколько всего ты пережил в своей жизни!

Question 26

omdraaien

Answer 26

Draai je om en kijk naar het uitzicht.

Повернись и посмотри на вид.

Question 27

onderbreken

Answer 27

Excuseer, mag ik u even onderbreken?

Извините, могу я вас перебить?

Question 28

opmerken

Answer 28

Heb je opgemerkt hoe mooi de lucht is vandaag?

Ты заметил, какой красивый сегодня небо?

Question 29

opslaan

Answer 29

Vergeet niet je werk op te slaan voordat je afsluit.

Не забудь сохранить свою работу перед завершением.

Question 30

overslaan

Answer 30

Deze keer sla ik het dessert over.

В этот раз я пропущу десерт.

Question 31

passen

Answer 31

Deze jas past perfect!

Это пальто идеально сидит!

Question 32

ruilen

Answer 32

Kan ik deze trui ruilen voor een andere maat?

Могу я обменять этот свитер на другой размер?

Question 33

schreeuwen

Answer 33

Schreeuw niet zo, ik hoor je wel.

Не кричи так, я тебя слышу.

Question 34

sluiten

Answer 34

Sluit de ramen voordat je vertrekt.

Закрой окна перед уходом.

Question 35

uitnodigen

Answer 35

Ze hebben me uitgenodigd voor het feest.

Они пригласили меня на праздник.

Question 36

verbeteren

Answer 36

Hoe kunnen we onze service verbeteren?

Как мы можем улучшить наш сервис?

Question 37

verhuizen

Answer 37

We gaan volgende maand verhuizen naar een groter huis.

В следующем месяце мы переезжаем в более просторный дом.

Question 38

winnen

Answer 38

Ze won de eerste prijs in de loterij.

Она выиграла первый приз в лотерее.