4) 151-200 Flashcards
1
Q
burn (injury)
A
de brandwond
2
Q
bite (injury)
A
de beet
3
Q
bruise
A
de blauwe plek
4
Q
bump (injury)
A
de bult
5
Q
swelling
A
de zwelling
6
Q
treatment
A
de behandeling
7
Q
aid
A
de hulp
8
Q
healthy
A
gezond
9
Q
sick
A
ziek
10
Q
injection
A
de injectie
11
Q
vaccine
A
het vaccin
12
Q
x-ray
A
de röntgenfoto
13
Q
plaster cast
A
het gipsverband
14
Q
medicine
A
het medicijn
15
Q
ointment
A
de zalf
16
Q
mixture
A
het mengsel
17
Q
iodine
A
het jodium
18
Q
eye dropper/pipette
A
de pipet
19
Q
dentist
A
de tandarts
20
Q
tooth
A
de tand
21
Q
gums
A
het tandvlees
22
Q
root
A
de wortel
23
Q
braces
A
de beugels
24
Q
hallway
A
de gang
25
wine cellar/cellar
de wijnkelder/ de kelder
26
laundry
de wasruimte
27
sauna
de sauna
28
mirror
de spiegel
29
desk
het schrijfbureau
30
armchair
de fauteuil
31
chest
de kist
32
cradle
de wieg
33
bedding
het beddengoed
34
bedsheet
het laken
35
blanket
de deken
36
pillow
het hoofdkussen
37
pillowcase
de kussensloop
38
towel
de handdoek
39
elevator
de lift
40
roof
het dak
41
balcony
het balkon
42
porch
de veranda
43
doorbell
de deurbel
44
lawn
het gazon
45
fence
het hek
46
clean
schoon
47
messy
smerig
48
cozy
behaaglijk
49
luxurious
luxueus
50
bakery
de bakkerij
