3B2 week 12 VO Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

Wat is de persoonlijkheid?

A

Het constante, door patronen gevormde functioneren van een persoon
- Persoonlijkheidsdomeinen: denken, voelen, handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke hechtingsstijlen zijn er?

A
  • Veilig: positieve verwachting anderen en positief zelfbeeld (door basic trust en wederkerigheid)
  • Angstig-gepreoccupeerd: positieve verwachting anderen maar negatief zelfbeeld (door inconsistente zorg)
  • Afwijzend-vermijdend: negatieve verwachting anderen maar positief zelfbeeld (door onbetrokken zorg)
  • Angstig-vermijdend/ambivalent: negatieve verwachting anderen en negatief zelfbeeld (door afwijzende vijandige zorg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van persoonlijkheidsstoornissen?

A
  • Afwijkingen binnen 2 of meer terreinen (cognities, affecten, interpersoonlijk functioneren of impulsbeheersing)
  • Duidelijke afwijkingen op breed scala persoonlijke en sociale situaties
  • Lijdensdruk of beperkingen
  • Stabiel en begin voor adolescentie of vroege volwassenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke clusters persoonlijkheidsstoornissen zijn er?

A
  • Cluster A: vreemd, excentriek (realiteits distorsie)
  • Cluster B: dramatisch, impulsief (externaliserend)
  • Cluster C: angstig, onzeker (internaliserend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke cluster A persoonlijkheidsstoornissen zijn er?

A
  • Paranoïde: achterdochtig
  • Schizoïde: weinig interesse in sociaal contact
  • Schizotypisch: cognitieve en perceptuele vervormingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke cluster B persoonlijkheidsstoornissen zijn er?

A
  • Antisociaal: schenden van rechten, geen empathie
  • Borderline: stemmingswisselingen
  • Theatraal/histrionsich: in middelpunt van belangstelling willen staan
  • Narcistisch: zichzelf belangrijk maken, bewondering van andere nodig hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke cluster C persoonlijkheidsstoornissen zijn er?

A
  • Ontwijkend/vermijdend
  • Afhankelijk
  • Obsessief-compulsief/dwangmatig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van borderline?

A
  • Stemmingswisselingen
  • Instabiele intense interpersoonlijke relaties
  • Impulsiviteit
  • Suicidale gedragingen, automutilatie
  • Chronisch gevoel van leegte, negatief zelfbeeld
  • Woedeproblemen
  • Vluchtgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat het psychoanalytisch model?

A
  • Es: driften en verlangens
  • Ego: regulatie door afweer (onbewust) en coping (bewust)
  • Superego: eisen van de buitenwereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vormen van afweer zijn er?

A
  • Adaptief: anticiperen, beheersen, humor, sublimeren
  • Neurotisch: isoleren affect, overdekken door tegendeel, rationaliseren, verdringen (minder goed voor jezelf)
  • Primitief: ageren, devalueren, externaliseren, splitsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat moet worden uitgesloten voor het stellen van de diagnose persoonlijkheidsstoornis?

A
  • Somatische oorzaak: CVA, encefalitis, ziekte van Huntington, hyperthyreoïdie
  • Cognitieve stoornis: delirium, dementie
  • Emotionele stoornis: depressie, angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen?

A
  • Psychotherapie (individueel of groep)
  • Gedragstherapie
  • MST
  • Schematherapie
  • Antipsychotica, anti-epileptica, SSRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt de persoonlijkheid bepaald?

A

Aanleg, vroegere ervaringen en huidige sociale omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly