3B1 week 5 Flashcards

1
Q

Wat is de functie van type I en type II haarcellen in het vestibulum?

A

type I haarcellen: snelle bewegingen detecteren
type II: hogere detectiedrempele, hogere sensitiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat meten de halfcirkelvormige kanalen?

A

rotaties (er is een anterior, posterior en horizontaal kanaal aan elke kant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat meten de otolieten (sacculus en utriculus?

A

translaties (lineaire versnellingen) en zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn otoconia?

A

kristallen die bovenop een gelatineuze laag liggen die zorgen dat de sterocilia afbuigen (in het vestibulum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de wet van Alexander?

A

de nystagmus wordt erger als er naar de aangedane zijde gekeken wordt

graad I: alleen nystagmus wanneer de ogen in de richting van de nystagmus kijken
graad II: de nystagmus blijft ook in de midden positie bestaan
graad III: in alle drie de blikrichtingen een nystagmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt een nystagmus?

A
  • het linker evenwichtsorgaan duwt de ogen naar rechts en andersom
  • als er uitval is van je rechter evenwichtsorgaan dan draaien de ogen naar rechts (linker evenwichtsorgaan duwt, dit is de langzame fase), daar vindt een correctie plaats naar links (snelle fase)
    • nystagmus wordt genoemd naar de snelle fase (niet klinisch significante component)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn centrale symptomen bij labyrinth uitval?

A
  • dysartrie
  • dysmetrie
  • dysfonie
  • diplopie
  • down-up distorsies (wereld lijkt ondersteboven)
  • drop attacks (plotselling vallen zonder syncope)
  • dysesthesie (abnormale gewaarwording van de huid)
  • dysfagie (slikstoornis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van een perifere laesie bij labyrinth-uitval?

A

HINTS: Head-Impulse-Nystagmus-Test-of-Skew

  • wet van alexander
  • fixatie-suppressie
  • gemixte componenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn aanwijzingen voor een vestibulaire (perifere) nystagmus?

A
  • zaagtandbeweeging
  • nystagmus die niet wisselt met blikrichting (indien wel -> centraal)
  • horizontaal rotatoire beweging
  • kan worden onderdrukt door fixatie
  • wordt sterker in de richting van de snelle slag
  • de snelle slag is naar de gezonde zijde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de symptomen van acuut vestibulair syndroom?

A
  • heftige draaiduizeligheid met misselijkheid en braken, verergert bij hoofdbewegingen
  • na minuten-uren wordt de maximale vertigo bereikt
  • mensen blijven het liefst stil in bed wachten tot het over is
  • virale infectie als oorzaak: 50% heeft vooraf een virale BLWI doorgemaakt
  • harmonie vestibulaire: bij uitval van het rechter labyrint is de patient geneigd naar rechts te trekken bij lopen, rechts naast voorwerpen te grijpen etc
  • oscillopsie: het zien van trillende beelden bij het bewegen van het hoofd
  • ontwikkeling BPPD in het latere beloop
  • geen centrale symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bevindingen bij onderzoek heb je bij een acuut vestibulair syndroom?

A
  • positieve head-impulse test (naar aangedaane zijde)
  • valneiging
  • horizontale nystagmus (vaak 3e graads naar het contralaterale oor)
  • ENG: calorische hyporeflexie/areflexie
  • gehoor is goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in welk deel van de n. vestibularis ontstaat vaak (95%) neuritis vestibularis?

A
  • superiore deel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke symptomen horen bij de ziekte/syndroom van Meniere?

A
  • aanvallen van vertigo met misselijkheid/braken duren minuten-uren
  • slecht-horendheid aan 1 oor, herstelt na de aanval
  • tinnitus
  • vol gevoel/drukgevoel in oor

kno-onderzoek
- buiten aanval normaal
- nystagmus naar ipsilateraal, later contralateraal (tijdens aanval)
- perceptief gehoorverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de pathofysiologie van BPPD?

A
  • de otoconia zitten normaal op de sterocillia in scculus en utriculus en registreren de zwaartekracht
  • deze otoconia zijn losgeraakt en zakken naar het laagste punt van het vestibulum (ingang van het posterieure verticale kanaal)
    -De steentjes klonteren her samen -> prikkeling van het posterieure kanaal
    -Door het depositum in de endolymfe gat deze vloeistof ook stromen en voor afbuiging van de cupula zorgen
    -Doordat één kanaal dan dent te draaien en de andere stilstaan, wordt de persoon duizelig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke testen kunnen er gedaan worden boor BPPD?

A
  • kiepproef (Dix-Hallpike manoeuvre): hoofdachterover + zijkant 45 graden, kijken naar nystagmus
  • supine roll test: hoofd 30 graden omhoog, links/rechts, kijken naar horizontale nystagmus beide kanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling van een BPPD?

A
  • bevrijdingsmanoeuvre volgens Epley
17
Q

Waar sturen de otolieten en de halfcirkelvormige kanalen de meeste informatie naartoe?

A

otolieten: laterale vestibulaire kernen
halfcirkelvormige kanalen: mediale vestibulaire kernen

18
Q

Welke banen met informatie gaan vanaf het vestibulum naar ..?

A
  • vestibulospinale baan: projecties vanuit otolieten naar het ruggenmerg, houdingsregulatie
  • vestibulo-oculaire baan: rechtstreeks naar oogspierkernen (input vanuit halfcirkelvormige kanalen)
  • motor learning via cerebellum: invloed op proscessen tussen de ogen en evenwichtsorgaan
  • vestibulo-corticale route: via thalamus naar cortex, oriëntatie in een driedimensionale ruimte
19
Q

Wat is de functie van de LVST en MVST?

A

LVST: handhaving van houding (benen compenseren voor hoofdbewegingen)
MVST: nekreflexen (stilhouden van hoofd in de ruimte)

20
Q

Hoe heet het gebiedje onderin het cerebellum dat visuele informatie ontvangt en plasticiteit geeft aan het cerebellaire systeem?

A

flocculus

21
Q

Welke cel verlaat het cerebellum en beïnvloedt de vestibulaire kern?

A

purkinjecel

22
Q

waar in de cortex worden vooral vestibulaire signalen verwerkt die bijdragen aan het gevoel van positie in de ruimte?

A

intrapariëtale sulcus

23
Q

Welke functie wordt er gemeten bij calorisch onderzoek?

A

functie van de horizontale halfcirkelvormige kanalen

24
Q

Wat doet de bril volgens Frenzel?

A

voorkomt visuele fixatie door patient

25
Q

Aan welke drie systemen draagt centrale verwerking van vestibulaire informatie bij?

A

Houding
Perceptie
Blikstabilisatie

26
Q
A