3.2 covalente binding Flashcards
1
Q
covalente binding
A
Beide atomen beschikken gelijktijdig over 2 elektronen elektronenpaar gemeenschappelijk
2
Q
uit wat bestaat een covalente binding tussen twee atomen?
A
ten minste één gemeenschappelijk elektronenpaar
3
Q
wanneer wordt een covalente binding gevormd?
A
als energie-inhoud van het systeem kleiner wordt
4
Q
Hoe lager de bereikte energie-inhoud
A
hoe stabieler
5
Q
hoe bereik je een stabielere elektronenconfiguratie?
A
- Lagere energie-inhoud
- Welbepaalde bindingslengte
6
Q
bindingslengte
A
Is kleiner dan de som van beide atoomstralen
7
Q
bindingslengte hangt af van twee factoren
A
Grootte van beiden bindingspartners
Sterkte van de covalente binding (∆EN)