3. Self-determination theory Flashcards
Wat is de Self Determination Theory?
Een benadering van motivatie en persoonlijkheid die traditionele empirische methoden toepast binnen een organistische metatheorie die het belang vooral legt bij de geëvolueerde innerlijke bronnen voor persoonlijke ontwikkeling en gedragsregulatie van de mens.
Welke 3 basisbehoeften liggen ten grondslag aan de SDT?
- Competentie, 2. Verwantschap, 3. Autonomie.
Wat is de invloed van intrinsieke motivatie en waar uit dat zich in?
De invloed is meer interesse, opwinding, en vertrouwen in een goed resultaat.
Dat uitzich weer in betere prestaties, uithoudingsvermogen, creativiteit, vitaliteit, zelfvertrouwen ,en algemeen welzijn.
Uit welke 2 subtheorieen bestaat de SDT?
- Cognitive Evaluation Theory: optimale veranderingen, effectiviteit-verbeterende feedback, en uitblijven van negatieve evaluaties beinvloeden intrinsieke motivatie positief.
Gebrek aan autonomie beinvloedt het negatief, o.a. door extrinsieke beloning, dreiging, deadlines, druk, etc. - Organismic integration theory. Intrinsieke naar extrinsieke motivatie is een continuum en de motivatie kan op verschillende niveaus geintegreerd worden. 1. Externe regulatie: ‘gewoon doen’. 2. Introjectieve regulatie: voorkomen van schuldgevoel, angst, of om het ego te boosten. 3. Geïdentificeerde regulatie: bewust waarderen van een gedragsdoel als persoonlijk belangrijk. 4. Geintegreerde regulatie: Samenvoegen van eigen waarden en behoeften en de regulatie.
Meer regulatie leidt tot een groter gevoel van autonomie.
Wat is een belangrijk verschil tussen SDT en Drive Theory?
In Drive Theory gaat het meer om terugkeren naar passiviteit, terwijl SDT activiteit groei-georienteerd is. Tevens richt SDT zich op belangrijke psychologische behoeften terwijl Drive Theory zich meer richt op fysiologische processen.
Welke behoeften zijn er nog belangrijk gebleken naast de SDT behoeften, en welke behoefte bleek zelfs een betere voorspeller van welzijn dan SDT?
Naast competentie, autonomie en verwantschap bleken ook zelfontplooiing en genotstimulatie belangrijk. Zelfontplooiing bleek zelfs een betere voorspeller te zijn dan de SDT waarden, maar dit kan ook weer komen doordat de SDT waarden zelfontplooiing faciliteren.
