3 Organisatiestructuur Flashcards

1
Q

formele structuur van de organisatie op basis waarvan de taken worden verdeeld, gegroepeerd & gecoördineerd, basis voor de organisatiehiërarchie

A

organisatiestructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grafische voorstelling van de organisatiestructuur

A

organogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

activiteit wordt opgesplitst in verschillende taken & elke taak wordt door iemand anders uitgevoerd

A

taakspecialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

groeperen van taken zodat ze gemakkelijker kunnen worden gecoördineerd

A

taakcoördinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ononderbroken gezagslijn die van het hoogste organisatieniveau naar de lagere niveaus loopt

A

hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

functie draagt direct bij tot de doelstellingen van de organisatie

A

lijnmanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie behoort tot ondersteunende diensten

A

stafmanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

algemeen aanvaard recht van een hoger geplaatste om een ondergeschikte te vertellen wat ze moeten doen

A

gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overdragen van bevoegdheden, inclusief verantwoordelijkheid

A

delegeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

accepteren van de verplichtingen om een toegewezen taak goed uit te voeren

A

verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aantal werknemers waaraan een manager effectief & efficiënt leiding kan geven, bepaalt het aantal managementniveaus

A

Span of control /reikwijdte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

organisatie met weinig/geen tussenliggende managementlagen

A

horizontale (platte) organisatiestructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

organisatie met veel managementlagen

A

verticale (hoge) organisatiestructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

macht is geconcentreerd in het (top)management

A

centralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

macht is verdeeld over de uitvoerende professionals

A

decentralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mate waarin macht gedelegeerd wordt vanuit het (top)management naar de gespecialiseerde staforganisatie

A

horizontale (de)centralisatie

17
Q

mate waarin de macht over verschillende hiërarchische niveaus is verdeeld

A

verticale (de)centralisatie

18
Q

mate waarin binnen de organisatie werkzaamheden worden gestandaardiseerd & personeel door regels & procedures wordt aangestuurd

A

formalisatie

19
Q

hoogste vennootschap in een groep van maatschappijen, produceert zelf niets, verdient geld door aandelenparticipaties, heeft een (meerderheids)aandeel in alle dochtermaatschappijen

A

holding

20
Q
  • objectief, resultaatgericht & consequent zijn

- beslissingen baseren op perfecte data om de kans op het bereiken van het doel zo groot mogelijk te maken

A

rationaliteit

21
Q
  • beslissingen baseren op emotie, beoordelingen & eerdere ervaringen
  • invloed van ethiek, waarden & normen
A

intuïtie

22
Q

rationele besluitvorming, gebaseerd op de beschikbare info & binnen de grenzen van het besluitvormingsproces

A

beperkte rationaliteit

23
Q

verband oorzaak-gevolg is eenvoudig te beschrijven

A

eenvoudig probleem

24
Q

methode/techniek die effectiever blijkt dan alternatieven om een terugkerend probleem op te lossen

A

best practice

25
Q

verband oorzaak-gevolg is niet één op één vast te stellen

A

gecompliceerd probleem

26
Q

kans dat je iets van waarde verliest door een intentionele interactie met onzekerheid

A

risico