3 - De neonaat Flashcards

1
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waarom wordt de lichamelijke gezondheid van het kind nauwgezet opgevolgd?

A

om vroegtijdig pathologie op te sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3.1 Fysisch welzijn

Op welke momenten wordt het kind gewogen en gemeten?

A
  • dag 1
  • dag 3
  • dag 5
  • dag 10-14
  • rond 1 maand
  • rond 6-8 weken

extra weegmomenten op indicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waarom wordt het gewicht op verschillende momenten bepaald?

A

het gewicht is een belangrijke parameter om het verloop van de babyvoeding correct in te schatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van het gewicht van zodra het geboortegewicht opnieuw is bereikt.

A
  1. komt gemiddeld 150-200g per week bij
  2. rond 5 maanden: 2x geboortegewicht
  3. rond 1 jaar: 3x geboortegewicht
  4. komt gemiddeld 2-3 kg per jaar bij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waarom heeft het wegen voor en na de borstvoeding weinig zin?

A
  • de samenstelling van de moedermelk varieert in de loop van de dag
  • het volume zegt niet veel over de voedingswaarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe wordt de lengte van het kind gemeten?

A

van kruin tot aan de hiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van de lengte van het kind.

A
  1. groeit 1cm per week
  2. na 1 maand: toename van 3-4cm
  3. na 1 jaar: lengte ongeveer met de helft toegenomen (geboorte 50cm -> 1 jaar 75cm)
  4. vanaf 2 jaar: 5cm per jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3.1 Fysisch welzijn

Op welke momenten dient de schedelomtrek gemeten te worden?

A
  • bij elk contact
  • 4-8x in het eerste levensjaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waar wordt de schedelomtrek gemeten?

A

net boven de wenkbrauwen en de oorschelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van de schedelomtrek.

A
  • na 1 maand: toename van 2,5cm
  • na 2 jaar: 2/3e van de groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de groeicurven representatief voor de Vlaamse populatie.

A
  • eerste levensjaar: intense groei
  • vanaf het tweede levensjaar: verminderde groeisnelheid en curve gewicht en lengte vlakt af

groeicurve voor gewicht, lengte en schedelomtrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe komt het dat vanaf het 2e levensjaar de groeisnelheid verminderd?

A
  • verhoogde activiteit en beweging
  • kleinere voedselinname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is er belangrijk bij het hanteren van de groeicurven?

A

dat het kind zijn eigen curve goed volgt
(niet zo belangrijk op welke curve de baby zich bevindt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waarom is het belangrijk om het uitscheidingspatroon op te volgen?

A

het uitscheidingspatroon geeft belangrijke informatie over het algemeen welzijn en het verloop van de babyvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe komt het dat de plasfrequentie minder snel toeneemt bij borstvoeding dan bij kunstvoeding?

A

bij borstvoeding bouwt de melkproductie geleidelijk op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoeveel plasluiers zijn er minimaal nodig als bewijs van een goede voeding?

A

6 plasluiers
(6-10 plasluiers/dag is normaal)

van zodra de voeding goed op gang is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoeveel urine produceert de baby gemiddeld op dag 10?

A

50-100ml urine/kg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe kun je goed urine herkennen?

A

goede urine is vrijwel kleurloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

3.1 Fysisch welzijn

Beschrijf de stoelgang van borstgevoede kinderen.

A
  • zeer zacht tot zelfs vloeibaar
  • goudgeel: ‘waterige mosterd’
  • geur: eerder mild en niet onaangenaam

van zodra de borstvoeding goed op gang is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek het defecatiepatroon van borstgevoede kinderen.

A
  1. tijdens de eerste levensweken: meerdere malen per dag
  2. na 4 weken: 6x/dag - 2x/week
  3. na 6 weken: 1x/dag - 1x in een paar dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de stoelgang bij kunstgevoede kinderen.

A
  • compacter, korreliger
  • intensere en scherpere geur
  • geel tot geelgroen
  • 1-3x/dag (een dag zonder stoelgang is ook normaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de stoelgang bij introductie van vast voedsel.

A
  • frequentie, kleur, geur en consistentie verandert
  • zowel bij borstgevoede als kunstgevoede kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

3.1 Fysisch welzijn

Zindelijkheid: bespreek het rijpingsproces

A
  1. eerste jaar: plasreflex
  2. vanaf 1 jaar: kind is zich bewuster van zijn uitscheiding (praat erover, stopt even met spelen,…)
  3. eerste 2 jaar: sluitspieren rijpen
  4. vanaf 2 jaar: kind krijgt controle over de sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is de plasreflex?

A

Van zodra er wat urine in de blaas zit, zal de baby plassen.
* onbewust proces
* doordat de blaas veel kleiner is dan van een ouder kind of volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer kan je starten met zindelijkheidstraining?

A
  • er is geen exacte leeftijd waarop het kind klaar is voor zindelijkheidstraining
  • het kind moet interesse tonen in het potje en willen meewerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

3.1 Fysisch welzijn

Vanaf welke leeftijd is een kind zindelijk?

A
  • ieder kind volgt zijn eigen tempo
  • kan variëren van 3-5 jaar of later
  • bij jongens duurt het langer dan bij meisjes (jongens tragen rijpingsproces)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

3.1 Fysisch welzijn

Geef de fasen van de zindelijkheid

A
  1. het kind kan zijn stoelgang overdag ophouden
  2. het kind kan het plassen overdag ophouden
  3. droge nachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is het darmmicrobioom?

A

het geheel van micro-organismen in ons spijsverteringsstelsel
* bacteriën
* schimmels
* gisten
* …

[darmflora, darmmicrobiotica, darmbiota]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is het belang van een gezond darmmicrobioom?

A

De opbouw van het individueel darmmicrobioom gaat gepaard met de opbouw van het afweersysteem.

–> ontstaan/afweren van bepaalde ziektes door aanwezige bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke factoren spelen een rol bij de allereerste microbiële kolonisatie van het kind (prenataal)?

A

+. maternale levensstijl en voeding
-. prenataal gebruik van antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke factoren spelen een rol in de ontwikkeling van het microbioom vanaf de geboorte?

A

+. vaginale partus: kind komt in contact met gezonde maternale vaginale flora en darmflora
+. borstvoeding: extra positieve microbioomoverdracht

-. antibiotica: verlies van goede bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke gevolgen heeft een verstoorde ontwikkeling en opbouw van het microbioom?

A

hogere gevoeligheid voor astma, allergieën en ontstekingsziektes op latere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe kun je een gezond microbioom in stand houden?

A

door een gezond en gevarieerd voedingspatroon

(in combinatie met pre- en probiotica)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn probiotica?

A

probiotica zijn levende micro-organismen die gunstig zijn voor de gezondheid
* meestal bacteriën
* zitten in gefermenteerde voedingsmiddelen (vb. yoghurt, kefir, kimchi, gefermenteerde groenten,…)
* kunnen nuttig zijn voor het verbeteren van de spijsvertering, het versterken van het immuunsysteem en het verminderen van gastro-intestinale problemen zoals diarree en prikkelbare darmsyndroom (PDS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn prebiotica?

A

prebiotica zijn niet-verteerbare voedingsvezels die als voeding dienen voor de probiotica
* worden niet afgebroken in de dunne darm
* worden in de dikke darm gefermenteerd door probiotica
* zitten in groenten (zoals ui, knoflook, prei, artisjokken), fruit (zoals bananen, appels, peren), peulvruchten, volkoren granen en sommige noten en zaden
* stimuleert de groei en activiteit van probiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn postbiotica?

A

postbiotica zijn stoffen (metabolieten) die worden geproduceerd door probiotica tijdens hun groei en metabolisme
* hebben een potentieel gunstig effect op de gezondheid
* voornamelijk bij gefermenteerde zuivelproducten (bijv. yoghurt, kefir), gefermenteerde groenten (zoals kimchi en zuurkool) en gefermenteerde dranken (zoals kombucha)
* nog weinig onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe onderscheiden prebiotica, probiotica en postbiotica zich van elkaar?

A
  • hebben een andere aard en werking
  • vullen elkaar aan om de darmgezondheid te bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is de fijne motoriek?

A

de fijne bewegingen van handen en vingers en de handvaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is de grove motoriek?

A

de spierbewegingen van de romp, armen en benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat wordt bedoeld met het stimuleren van de motoriek?

A
  • NIET forceren
  • de mogelijkheid geven om te oefenen
  • regelmatig aanmoedigen wanneer het kind iets probeert of kan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn de mijlpalen van de motoriek van 0-2 maanden?

A

van ongecontroleerd bewegingspatroon naar gecontroleerd en bewust gedrag
* hoofdje leren draaien in de richting van je stem
* hoofd optillen als hij op zijn buik ligt
* bewust glimlachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn de mijlpalen van de motoriek van 2-6 maanden?

A

vroege reflexen verdwijnen en meer gestuurde en gecontroleerde bewegingen
* 3-4 maand: speelt met zijn eigen handjes/vingers
* 4-5 maand: rollen
* 3-6 maand: voorwerpen grijpen en vasthouden (stimulatie door speelgoed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn de mijlpalen van de motoriek van 6-12 maanden?

A
  • 5-6 maanden: schuifbewegingen als ze op de buik liggen (voorloper kruipen)
  • 6 maanden: voorwerpen bestuderen, van de ene naar de andere hand brengen, draaien
  • 6-9 maanden: staan en springen (vastgehouden door de ouder)
  • 6-11 maanden: zitten
  • 8 maanden: kruipen (niet alle kinderen)
  • 9 maanden: zich zelfstandig optrekken tot stand
  • 1 jaar: pincetgreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is de pincetgreep?

A

de duim en wijsvinger wordt gebruikt om iets op te rapen (vb. stukje brood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn de mijlpalen van de motoriek van 12-18 maanden?

A
  • 8-15 maanden: lopen aan de hand
  • 12-18 maanden: zelfstandig stappen
  • leert evenwicht te bewaren (waggelen –> stabieler)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat zijn de mijlpalen van de motoriek vanaf 18 maanden?

A
  • 18 maanden: eten met een vork
  • snelle evolutie (evenwicht verbetert, rennen, springen, klimmen,…)

Belangrijk om het kind te stimuleren door samen te spelen.

47
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek het zintuig ‘voelen’ van de neonaat

A

de mond wordt gebruikt als tastorgaan
* de lippen en tong zijn erg tastgevoelig
* het kind leert voorwerpen kennen door ze naar zijn mond te brengen

48
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van het gehoor van de neonaat.

A
  • hoort al in de baarmoeder
  • 0-3 maanden: leert geluiden herkennen (reageert het meest op geluiden die hij herkent vanuit de baarmoeder + hoort beter hoge tonen)
  • 3-6 maanden: leert de bron van het geluid zoeken en vinden
  • 6-9 maanden: meer interesse in verschillende soorten geluiden

De baby reageert in het algemeen sneller op geluiden dan op wat hij ziet.

49
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is een aandachtspunt als het gaat over het gehoor van kinderen?

A
  • kinderen horen beter dan volwassenen
  • het gehoor van kinderen is gevoeliger

–> lawaaierige plaatsen vermijden
–> geluidvolume aanpassen

50
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer wordt een gehoortest afgenomen bij de neonaat?

A

tussen 2-4 weken na de geboorte

51
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is het doel van de gehoortest?

A

aangeboren afwijkingen opsporen

door vroegtijdige detectie worden de gevolgen van de gehoorproblemen beperkt

52
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de gehoortest.

A
  • = Algo-test
  • wordt afgenomen door een medewerker van K&G
  • thuis of op het consultatiebureau
  • gratis, pijnloos, veilig, betrouwbaar
  • duurt maar enkele minuten
53
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat gebeurt er wanneer de gehoortest onvoldoende is?

A
  1. tweede test na 1 week
  2. derde test na 1 week
  3. doorverwijzen naar audiologisch centrum

Wanneer de gehoortest positief is na elke stap, wordt overgegaan naar de volgende stap.

Wanneer de volgende gehoortest negatief is, maar er is dus wel 1 positieve test geweest, wordt het kind in de loop van de jaren verder opgevolgd.

54
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is de taak van de vroedvrouw ivm de gehoortest?

A
  • nagaan of de pasgeborene is aangemeld bij K&G
  • nagaan of de gehoortest heeft plaatsgevonden
  • de ouders informeren waar nodig

de gegevens van de pasgeborene worden doorgegeven vanuit het ziekenhuis / de verloskundige

55
Q

3.1 Fysisch welzijn

Hoe wordt de gehoortest afgenomen?

A
  • oorkapjes aan beide oren
  • geluiden worden verstuurd via kleine luidsprekertjes
  • elektroden op het hoofd registreren veranderingen in de hersenactiviteit
56
Q

3.1 Fysisch welzijn

Geef de aandachtspunten wanneer de gehoortest wordt afgenomen.

A
  • geen oliebad op de dag van de gehoortest
  • baby niet insmeren met zalf / lotion op de dag van de gehoortest
  • makkelijkst wanneer de baby rustig is of slaapt
    –> best na een voeding
57
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van het zien van kleuren.

A
  • pasgeborene: verschil tussen licht en donker (contrasten) + wazig
  • 4 weken: kleuren

voorkeur voor felle kleuren (rood, blauw, geel, groen)
pastelkleuren zijn rustgevend, maar wekken minder interesse op

58
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van de scherpte van het zicht.

A
  • eerste weken: 20 cm afstand
  • afstand neemt toe met de leeftijd
  • 3-3,5 maanden: ziet op alle mogelijke afstanden, maar geen details
  • 3-6 maanden: zicht verscherpt
59
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van het ‘volgen’.

A
  • eerste maanden: kijken naar bewegende voorwerpen
  • eerste weken en maanden: opvallende, traag bewegende voorwerpen volgen met de ogen
  • 3-4 maand: hoofd draaien om voorwerpen / mensen te volgen die bewegen
  • 3-6 maand: snel bewegende zaken volgen
60
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de evolutie van scheel kijken.

A
  • 0-3 maand: frequent scheel kijken (= normaal, nog geen samenwerking tussen beide ogen)
  • 3-6 maand: scheel kijken verdwijnt
61
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de oogtest.

A
  • K&G
  • gratis, veilig, pijnloos
  • vanaf 1 jaar (consultatie 12 maanden en 30 maanden)
  • doel: vroegtijdig oogafwijkingen vaststellen
  • resultaat onvoldoende: doorverwijzen naar oogarts
62
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek het zintuig ‘proeven’ van de neonaat.

A
  • voorkeur voor zoete smaken
  • echte smaakvoorkeuren ontwikkelen pas vanaf 18 maanden
  • smaak blijft het hele leven evolueren

vanaf 18 maanden: belangrijk om eenzelfde voedingsmiddel meermaals aan te bieden voordat je kunt zeggen dat het kind het niet lust

63
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek het zintuig ‘ruiken’.

A
  • voorkeur voor zoete geuren
  • vanaf de geboorte kan de baby goed ruiken

geur hangt nauw samen met smaak

64
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is passieve immuniteit?

A
  • immuniteit verworven tijdens de zwangerschap door antistoffen van de mama via de placenta
  • immuniteit versterkt door antistoffen van de mama via borstvoeding

TIJDELIJK ! Verdwijnt in de loop van het eerste levensjaar.

65
Q

3.1 Fysisch welzijn

Waarom is een baby vatbaar voor infecties?

A
  1. de passieve immuniteit valt weg
  2. de eigen actieve immuniteit staat nog niet op punt
66
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is het doel van vaccinatie?

A

de actieve immuniteit van het kind opbouwen

67
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek vaccinatie.

A
  • dode of verzwakte micro-organismen
  • baby maakt op natuurlijke wijzen antistoffen aan tegen de ziekteverwekker
  • afhankelijk van het soort vaccin is de baby levenslang of tijdelijk beschermd (herhalingsvaccin nodig)
  • beschermt ook het gezin en de omgeving
  • gratis
  • tijdens de consulten van K&G

de risico’s van enkele levensbedreigende infectieziekten zijn veel groter dan mogelijke bijwerkingen van een vaccinatie

68
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer start men met vaccinatie?

A

op 8 weken

69
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de bijwerkingen bij vaccinatie.

A
  • matige koorts (<38,5°C)
  • zwelling en roodheid van de injectieplaats
  • gevoelige / pijnlijke injectieplaats

ernstige bijwerkingen zijn zeldzaam

70
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer dien je de behandelende arts te contacteren na vaccinatie?

A
  • bij abnormaal huilen
  • overmatige pijn
  • andere uitgesproken symptomen
71
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek de poliovaccinatie.

A
  • enige vaccin dat bij wet verplicht is
  • laatste dosis op 15 maanden
  • polioattest indienen bij het gemeente/stadhuis als bewijs van inenting vóór 18 maanden
72
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wat is het voordeel van een hoge vaccinatiegraad?

A
  • groepsimmuniteit
  • kan leiden tot het uitroeien van welbepaalde ziekten
73
Q

3.1 Fysisch welzijn

Bespreek het basisvaccinatieschema.

A
  • gratis vaccins
  • vanaf 8 weken
  • geplaatst tijdens consulten K&G of bij de huisarts of kinderarts
  • na toediening minstens 15 minuten onder medisch toezicht
  • aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad
  • niet verplicht (behalve poliovaccin)

enkel vaccins tegen het rotavirus zijn betalend en zelf aan te kopen in de apotheek

74
Q

3.1 Fysisch welzijn

Geef een aantal vaccins die niet in het basisvaccinatieschema staan, maar wel kunnen toegediend worden op kinderleeftijd.

A
  • meningokokken B
  • hepatitis A
  • windpokken
  • reisvaccinaties

deze zijn zelf te betalen

75
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke informatie geef je ouders die op reis willen gaan met hun kind ivm vaccinatie?

A
  • vaccinatievoorwaarden nagaan voor het betreffende land
  • reisgeneeskunde.be
76
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer komt het eerste tandje?

A
  • gemiddeld 6 maanden
  • tussen 4-12 maanden

meestal een onderste snijtand

77
Q

3.1 Fysisch welzijn

Wanneer is het melkgebit volledig gevormd?

A

rond 2,5 jaar

melkgebit: 20 tanden

78
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke symptomen / ongemakken zijn er bij het doorbreken van de tandjes?

A
  • verhoogde speekselproductie
  • irritatie en roodheid van het tandvlees
  • rode wangetjes
  • verminderde eetlust
  • onrustige slaap
  • lichte temperatuursverhoging
79
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke middelen kunnen gebruikt worden bij ongemak door het doorbreken van de tandjes?

A
  • lichte druk op / massage van het tandvlees
  • bijtring

tandgel enkel te gebruiken op doktersadvies !

80
Q

3.1 Fysisch welzijn

Welke tips geef je mee om de kans op tandbederf te verkleinen?

A
  • propere fopspeen
  • vermijden van zoete voedingsmiddelen in de fles of op de fopspeen
  • leren drinken uit een beker vanaf 6-8 maanden
  • poetsen vanaf het eerste tandje
81
Q

3.2 Psychisch welzijn

Wat is de taak van de vroedvrouw ivm de sociaal-emotionele ontwikkeling?

A

nodige informatie geven over de te verwachten ontwikkeling
* bewust opvolgen van vorderingen
* bewust genieten van de veranderingen

82
Q

3.2 Psychisch welzijn

Wat wordt bedoeld met de sociaal-emotionele ontwikkeling?

A
  • persoonlijkheid
  • sociaal gedrag
  • communicatieve mogelijkheden
83
Q

3.2 Psychisch welzijn

Bespreek hechting.

A
  • eerste levensweken: vertrouwen opbouwen
  • veilige hechting: 1 of meer volwassenen voorziet in de basisbehoeften van het kind
  • eerste maanden kan het kind niet verwend worden
84
Q

3.2 Psychisch welzijn

Bespreek actieve communicatie.

A

vanaf 2 maanden
* de baby glimlacht bewust + maakt oogcontact
* primaire emoties zijn af te lezen van het gezicht (vreugde, boosheid, angst,…)
* de baby geniet van de actieve vorm van communicatie (soort van conversatie tussen ouder en kind)

wanneer de ouder hier niet op ingaat, probeert het kind op andere manieren de aandacht te trekken (geluidjes maken, hevig bewegen, huilen, …)

85
Q

3.2 Psychisch welzijn

Bespreek scheidingsangst.

A

vanaf 6 maanden: het kind leert het onderscheid tussen het bekende en het onbekende

vanaf 8 maanden: sprake van scheidingsangst
* klampt zich vast aan de ouder
* angstig in nieuwe situaties
* scheiding met het bekende wordt moeilijker

86
Q

3.2 Psychisch welzijn

Bespreek zelfstandigheid.

A

tussen 6-12 maanden: drang naar zelfstandigheid
* wil niet meer gevoed worden
* wil zelf de lepel vasthouden
* …

wanneer de drang naar zelfstandigheid niet overeenstemt met de mogelijkheden van de baby of de ouderlijke controle kunnen kinderen heel boos worden

vanaf 1 jaar: onafhankelijkheidsfase
* leren stappen
* leren spreken
* op verkenning

vanaf 18 maanden: periode van vastklampen aan de ouder
* driftbuien bij het slapengaan
–> waarschijnlijk door groeiend besef van scheiding

87
Q

3.2 Psychisch welzijn

Bespreek de evolutie van de communicatie.

A
  • 6-8 maanden: brabbelen en heftig bewegen
  • 9 maanden: bewust van de communicatie met anderen –> actief aandacht trekken
  • 8-10 maanden: brabbelen evolueert naar complexe herkenbare geluiden –> eerste woordje
  • 18-24 maanden: snelle vooruitgang ivm taal (benoemt voorwerpen, uitbreiding woordenschat)
  • 2 jaar: vormen van 2-woordzinnen
88
Q

Wat is het Van Wiechen-onderzoek?

A

een gestandaardiseerde methode voor de systematische opvolging van de algemene ontwikkeling van zuigelingen

89
Q

3.3 Slapen

Wat is het belang van slapen?

A

lichamelijk, emotioneel en verstandelijk te herstellen

voldoende slaap = voldoende energie

90
Q

3.3 Slapen

Bespreek het veranderend slaappatroon van het kind.

A

0-2 maand
* 16-20u/dag slaap
* maximum 4u na elkaar slaap
* wakkere periodes nemen toe van 30-75 min.

vanaf 3 maanden
* 14-16u/dag slaap
* overdag meer wakker / ‘s nachts langer doorslapen
* overdag slaap in blokken van 2u, met wakkere periode van 1,5u

vanaf 6 maanden
* 15u/dag slaap
* veel kinderen slapen ‘s nachts door

vanaf 9 maanden
* 70-80% slaapt ‘s nachts door

pasgeborenen maken geen onderscheid tussen dag en nacht

91
Q

3.3 Slapen

Bespreek de ontwikkeling van de slaapcyclus.

A

tijdens het eerste levensjaar
* meermaals per nacht
* 1 slaapcyclus wordt met de leeftijd ook langer

1 slaapcyclus bij een baby duurt +/- 45 minuten

92
Q

3.3 Slapen

Bespreek de evolutie van de dutjes.

A

1 jaar
* ochtend- en middagdutje
* slaapt ‘s nachts 11-12u door

1-2 jaar
* ochtenddutje verdwijnt

2-5 jaar
* middagdutje verdwijnt

het afbouwen van slaap overdag kan ervoor zorgen dat het kind ‘s nachts extra slaap nodig heeft

93
Q

3.3 Slapen

Wat kunnen tekenen van slaaptekort zijn bij de baby?

A
  • moe uitzien
  • hangerig zijn
  • prikkelbaar zijn
94
Q

3.3 Slapen

Welke slaapproblemen kunnen optreden?

A
  • moeilijk inslapen
  • vaak wakker worden
  • ’s nachts roepen
  • heel vroeg wakker zijn
95
Q

3.3 Slapen

Wat kan de oorzaak zijn van slaapproblemen?

A
  • nieuwe dingen leren (rollen, groot bed,…)
  • drukke dagen
  • lichamelijke veranderingen (tandjes)
  • scheidingsangst
  • ziekte
96
Q

3.3 Slapen

Wat is de taak van de vroedvrouw ivm slaapproblemen?

A
  • actief luisteren
  • basistips meegeven
  • doorverwijzen waar nodig (vb. gecertificeerd slaapcoach)
97
Q

3.3 Slapen

Welke basistips kun je meegeven om een goede nachtrust te bevorderen?

A

rust en regelmaat
* rustige omgeving
* kamer op goede temperatuur
* zelf rustig en ontspannen zijn (de baby reageert op de gemoedstoestand van de ouder)
* routine / ritueel toepassen (knuffel, verhaaltje,…)
* …

98
Q

3.4 Comfortzorg

Tijdens wakkere momenten kan een baby ongemak ervaren. Hoe kun je nodige verlichting en rust bieden?

A
  • badje
  • massage
  • dragen / wiegen van de baby
  • inbakeren
99
Q

3.4 Comfortzorg

Bespreek huilen.

A

elke baby huilt, maar niet elke baby huilt evenveel
* 0-6 weken: 1-1,5u huilen/dag
* 6 weken: 2,5u huilen/dag (huilpiek)
* 3 maanden: huilen verminderd

huilen is een manier van communiceren

100
Q

3.4 Comfortzorg

Wat kan helpen wanneer baby’s veel huilen?

A
  • structuur en regelmaat (rituelen maken de dag voorspelbaar en brengen rust)
  • comfortzorg
101
Q

3.4 Comfortzorg

Wanneer is een baby een huilbaby?

A

Objectief gezien: 3-3-3 regel (Wessel, 1954)
* huilt langer dan 3u
* minstens 3 dagen/week
* gedurende 3 opeenvolgende weken

Subjectief gezien: perceptie ouders
‘een baby huilt overmatig wanneer dit door de ouder(s) als dusdanig ervaren wordt’

excessief huilen verdwijnt meestal spontaan na enkele maanden

102
Q

3.4 Comfortzorg

Wat kunnen ouders doen wanneer hun baby overmatig huilt?

A
  • huilkaart invullen
  • erover praten
  • hulp aanvaarden

overmatig huilen kan uitputtend zijn voor de ouders –> gevaarlijk

103
Q

3.4 Comfortzorg

Wat is het doel van een huilkaart?

A
  • objectieve kijk op het huilen bekomen
  • huilpatronen herkennen
104
Q

3.4 Comfortzorg

Vanaf wanneer kan een volledige babymassage worden toegepast?

A

4-6 weken

105
Q

3.4 Comfortzorg

Geef een definitie van inbakeren.

A

Letterlijk: ‘in doeken wikkelen’

Wat?
De baby wordt van schouders tot tenen begrensd.

Gevolg?
De baby kan zich gemakkelijker overgeven aan rust / slapen.

Aandachtspunten?
Tijdelijk hulpmiddel om regelmaat en zelfredzaamheid te bekomen.

106
Q

3.4 Comfortzorg

Geef de indicaties en contra-indicaties voor inbakeren.

A

Indicaties
* overmatig huilen
* onrustig gedrag
* overactief gedrag
* darmkrampjes

Contra-indicaties
* afwijkingen bij heupontwikkeling
* koorts
* eerste 24u na vaccinatie
* infectie van de luchtwegen
* zuigelingenscoliose

107
Q

3.4 Comfortzorg

Bespreek het belang van correct inbakeren.

A

preventie van onveilige situaties voor de baby (vb. wiegendood)

–> lichaamstemperatuur
* eventuele oververhitting voorkomen
* kledij aanpassen

108
Q

3.4 Comfortzorg

Vanaf wanneer kun je starten met inbakeren?

A

3 weken

–> eerst de kans geven om een eigen ritme van slapen, eten en spelen te ontwikkelen

109
Q

3.4 Comfortzorg

Hoe lang duurt de gewenningsfase bij het inbakeren?

A

1-2 weken

  • sommige baby’s bieden vanaf dag 1 weerstand
  • andere slapen eerst overmatig door het inbakeren waardoor ze op dag 2 of 3 extra kracht hebben en dan pas weerstand bieden

hoe ouder het kind bij het starten met inbakeren, hoe meer weerstand het biedt en hoe langer de weerstand duurt

110
Q

3.4 Comfortzorg

Vanaf wanneer dien je te stoppen met inbakeren?

A

6 maanden

–> kans dat het kind op de buik draait
–> best afbouwen vanaf 4 maanden

111
Q

3.4 Comfortzorg

Hoe kun je het inbakeren stapsgewijs afbouwen?

A
  • de armpjes vrijlaten
  • inbakerdoek weglaten bij de beste dutjes
  • passende slaapzak als alternatief
112
Q

3.4 Comfortzorg

Wat zijn de voordelen van het dragen van een baby?

A
  • de baby wordt gewiegd
  • voelt zich veilig
  • kan nieuwe indrukken opdoen
  • kan vanaf de geboorte

–> de baby is meer ontspannen
–> de huiltijd vermindert aanzienlijk

113
Q

3.4 Comfortzorg

Wat zijn de aandachtspunten bij het dragen van de baby?

A

goede ondersteuning van de rug en het hoofdje

draagdoeken zijn hierbij geschikter dan draagzakken