2 - De kraamvrouw Flashcards

1
Q

2.1 Fysisch welzijn

Wat staat centraal in het late postpartum?

A

Het herstel van het lichaam naar niet-zwangere status.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2.1 Fysisch welzijn

Wat wordt bedoelt met ‘realistische verwachtingen’?

A
  • 9 maanden zwanger betekent vaak 9 maanden ontzwangeren
  • evolutie kan individueel sterk verschillen afhankelijk van de uitgangspositie (pariteit, uitzetting baarmoeder, wijze van bevalling, …)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welke zaken dienen er elk contact te worden nagegaan?

A
  • baarmoederinvolutie
  • bloedverlies
  • herstel vagina en bekkenbodem
  • uitscheiding
  • pijn / ongemakken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2.1 Fysisch welzijn

Geef de evolutie van de baarmoederinvolutie.

A
  • na 10 dagen: uterus opnieuw volledig in het bekken
  • na 6 à 8 weken: uterus volledig geïnvolueerd (vuistgrootte, 100 à 150g)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2.1 Fysisch welzijn

Wat is lochia?

A

Wondvocht uit de baarmoeder van de kraamvrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2.1 Fysisch welzijn

Tot wanneer kan de kraamvrouw nog lochia verliezen?

A

Tot 6 weken na de bevalling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2.1 Fysisch welzijn

Geef de evolutie van het herstel van de vagina en het perineum.

A
  • eerste week na partus: uitgerokken, gekneusd en gevoelig
  • na enkele weken: volledig herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2.1 Fysisch welzijn

Hoe komt het dat de vagina en het perineum vlot herstellen?

A

Door een goede doorbloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welke zaken hebben meer tijd nodig om terug de normale toestand te bereiken?

A
  • bekkenbodem
  • buikwand
  • lichaamsgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welke veranderingen treden op tijdens het late postpartum ivm huid en haar?

A
  • puistjes
  • droge en gevoelige huid
  • huidverkleuringen
  • veel transpireren
  • haaruitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2.1 Fysisch welzijn

Hoe komt het dat de huid en het haar zo veranderen tijdens het late postpartum?

A

Veranderende hormonenspiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welk advies geef je de kraamvrouw ivm de huid?

A

Goed beschermen tegen invloeden (zoals de zon).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2.1 Fysisch welzijn

Leg uit: de kraamvrouw gaat in grote mate transpireren

A
  • het lichaam ontdoet zich van het vocht dat tijdens de zwangerschap verzameld werd
  • de transpiratie kan zo’n 6 weken aanhouden
  • de transpiratie is nog meer uitgesproken wanneer de kraamvrouw borstvoeding geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welk advies geef je de kraamvrouw ivm transpiratie?

A

Veel water drinken (kan enige soelaas bieden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2.1 Fysisch welzijn

Hoe komt het dat de kraamvrouw haar verliest?

A

Tijdens de zwangerschap belemmeren hormonen de normale haargroei en haaruitval.
–> de drastische hormonendaling na de bevalling zorgt voor een massale haaruitval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2.1 Fysisch welzijn

Hoelang duurt het vooraleer het haar opnieuw zijn normaal patroon van groei en uitval zal volgen?

A

Een 6-tal maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2.1 Fysisch welzijn

Welk advies geef je de kraamvrouw ivm haaruitval?

A
  • goede haarverzorging
  • vermijden van beschadiging (krul-/stijltang, chemische producten, kleuringen,…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

2.2 Psychisch welzijn

Leg uit: de perinatale periode is een periode van verhoogde kwetsbaarheid.

A

1 op 5 vrouwen ontwikkelt emotionele klachten

Belangrijk om elk postnataal contact het emotioneel welzijn na te gaan van de mama.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

2.2 Psychisch welzijn

Leg uit: babyblues

A
  • een emotionele labiliteit bij de kraamvrouw
  • normaal verschijnsel
  • verdwijnt spontaan binnen een 10-tal dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2.2 Psychisch welzijn

Wanneer dient de vroedvrouw door te verwijzen naar bevoegde hulpverleners?

A
  • wanneer de symptomen niet verdwijnen of lijken te verminderen
  • symptomen van angst, depressie en spanning overweldigen de kraamvrouw
  • de dagdagelijkse activiteit wordt belemmerd

Men dient bedacht te zijn op mogelijke postpartumdepressie, angststoornis, psychose,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

2.2 Psychisch welzijn

Welk advies geef je mama’s om hun psychologisch welzijn te stimuleren?

A
  • op tijd wat rusten
  • openstaan voor hulp van anderen
  • durven spreken over hun gevoelens

Stimuleren dat mama’s voor zichzelf zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

2.2 Psychisch welzijn

Leg uit: een goed mentaal welzijn bevordert de moeder-kind binding

A
  • band tussen moeder en kind heeft een belangrijke invloed op de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind
  • eerste 1000 dagen zijn bepalend voor het verdere leven
  • bij mama’s met een hoog en langdurig stressniveau heeft het kinderbrein vaak een andere ontwikkeling met mogelijkse gevolgen op korte en lange termijn (prikkelbare baby’s, ADHD, leerproblemen, depressie,…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

2.3 Moederschap

Door het verantwoordelijkheidsgevoel kunnen moeders het gevoel hebben hun identiteit te verliezen en moeten ze op zoek naar hun nieuwe ik. Welk advies geef je de moeders hieromtrent?

A
  • realistische informatie geven over mogelijke gevoelens na de geboorte
  • actief luisteren naar hun verhaal
  • begeleiden in hun nieuwe rol
  • ervoor zorgen dat de mama’s voldoende tijd vrijmaken voor zichzelf, ontspannen en rusten

Belangrijk dat de mama’s zichzelf de tijd geven om te groeien in hun rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

2.3 Moederschap

Welke invloed kan een geboorte hebben op de partnerrelatie?

A
  • Meer verbondenheid
  • Conflicten en spanningen (door vermoeidheid en prikkelbaarheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

2.3 Moederschap

Welk advies geef je aan ouders die spanningen ondervinden in hun relatie?

A
  • normaal: tijd nodig om te wennen aan de nieuwe rol
  • belangrijk om tijd aan elkaar te besteden
  • open durven communiceren over gevoelens en gedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

2.3 Moederschap

Welk advies verleen je ivm opvoeden?

A
  • elk kind ontwikkelt op zijn eigen manier en tempo
  • elkaar leren aanvoelen
  • noden van het kind ontdekken
    –> nagaan op welke manier je daarmee wil omgaan

Als ouder geef je je kennis door, maar krijg je ook de kans om zelf te groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

2.3 Moederschap

In situaties zoals tienermoeders, alleenstaande moeders, ouders met een beperking,… zul je als vroedvrouw je begeleiding moeten aanpassen. Waar zet je voornamelijk op in?

A

Het vergroten van de algemene draagkracht door een realistisch zelfbeeld te ontwikkelen
* vergroot de ontvankelijkheid voor hulp
* optimaliseert de sociale steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Wanneer vindt het postnataal onderzoek plaats?

A

6 weken na de bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Door wie wordt het postnataal onderzoek uitgevoerd.

A

Bij voorkeur door de persoon die de zwangerschap, partus en kraamperiode heeft begeleid.
* gynaecoloog
* vroedvrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Welke aspecten komen aan bod tijdens het postnataal onderzoek?

A
  • anamnese
  • onderzoek
  • advies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Leg uit: anamnese tijdens het postnataal onderzoek

A

Er wordt nagegaan hoe de periode sinds ontslag uit de kraamafdeling is verlopen
* algemeen verloop
* eventuele fysieke klachten, ongemakken
* emotioneel evenwicht
* toestand baby (voeding, verzorging, gezondheid, slaap)
* seksualiteit, menstruele cyclus, anticonceptie
* postnatale oefeningen
* beroepsactiviteiten
* …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Leg uit: onderzoek tijdens het postnataal onderzoek

A

Gericht medisch onderzoek
* algemene gezondheidstoestand (uitzicht, oedeemvorming, onderste ledematen,…)
* parameters (bloeddruk!)
* gewicht
* urineonderzoek
* bloedonderzoek
* abdominale palpatatie: baarmoederstand
* abdominale palpatatie: buikspieren
* borstonderzoek: inspectie en palpatatie borsten en oksels
* inspectie van genitalia en perineum
* vaginaal onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

2.4 Postnataal onderzoek

Leg uit: advies tijdens het postnataal onderzoek

A

Ruimte voor vraagstelling en gesprek
* borstvoeding
* menstruele cyclus en vruchtbaarheid
* seksualiteit en anticonceptie
* moeder-kind relatie
* zwangerschapswens
* …

Wanneer je zelf onvoldoende gerichte informatie kan geven, dien je door te verwijzen naar de juiste hulpverlener(s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Waarover moet je als vroedvrouw advies verlenen ivm seksualiteit en anticonceptie?

A
  • menstruele cyclus
  • familyplanning
  • anticonceptie
  • seksualiteitsbeleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Seksualiteit is vaak nog een taboe. Waar moet de vroedvrouw mee rekening houden?

A
  • vertrekken vanuit een vertrouwensband
  • privacy waarborgen
  • bewust zijn van eigen normen en waarden: waken over het ‘als abnormaal interpreteren’ van iemand anders seksualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Hoe lang moet men wachten met geslachtsgemeenschap na de geboorte?

A

Geen eenduidig antwoord
* theoretisch: baarmoedermond is na 17 dagen opnieuw gesloten - 2-3 weken wachten zodat micro-organismen niet meer naar binnen kunnen
* in de praktijk: gynaecologen raden 6 weken onthouding aan - infectiegevaar / gepland postnataal onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welk advies verleen je ouders ivm onthouding?

A
  • het is niet omdat geslachtsgemeenschap na 3-4 weken kan, dat dit hoeft of moet
  • moment waarop beide partners dit opnieuw wenselijk vinden en klaar voor zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke factoren kunnen de zin in seks verminderen?

A
  • lichamelijke klachten
  • vermoeidheid
  • nieuwe emoties
  • angst voor pijn
  • effectieve pijn (episiotomie, ruptuur)
  • vaginale droogte (borstvoeding, glijmiddel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welk advies verleen je ouders ivm verminderde zin in seks?

A
  • naarmate de klachten verdwijnen komt de zin in seks meestal vanzelf terug
  • realistische verwachtingen stellen
  • open communicatie: bespreken verminderde zin en/of pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer wordt de informatie over seksualiteit bij voorkeur gegeven?

A
  • aan het einde van het ziekenhuisverblijf
    OF
  • aan het einde van het vroege postpartum
    –> samen met de voorlichting over anticonceptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke hormonen zijn actief betrokken in de menstruele cyclus?

A
  1. follikelstimulerend hormoon (FSH)
  2. luteïniserend hormoon (LH)
  3. oestrogeen
  4. progesteron
42
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

  1. Wat is de werking van het follikelstimulerend hormoon (FSH)?
  2. Waar wordt het geproduceerd?
A
  1. stimuleert de groei van follikels in de eierstokken
  2. door de hypofyse
43
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

  1. Wat is de werking van luteïniserend hormoon (LH)?
  2. Waar wordt het geproduceerd?
A
  1. speelt een rol bij de ovulatie en de vorming van het corpus luteum
  2. door de hypofyse
44
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

  1. Wat is de werking van oestrogeen?
  2. Waar wordt het geproduceerd?
A
  1. zorgt voor de groei van het baarmoederslijmvlies en stimuleert de afgifte van LH (wat leidt tot de ovulatie)
  2. door de follikels in de eierstokken
45
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

  1. Wat is de werking van progesteron?
  2. Waar wordt het geproduceerd?
A
  1. bereidt het baarmoederslijmvlies voor op een mogelijke zwangerschap en zorgt ervoor dat het verdikt blijft
  2. door het corpus luteum (lege follikel in de eierstok na ovulatie)
46
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Waarvan is het herstel van de menstruele cyclus afhankelijk?

A

van het type babyvoeding

47
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Hoe komt het dat bij vrouwen die kunstvoeding geven de ovariumfunctie snel op gang komt?

A

de prolactineconcentratie verdwijnt snel waardoor de productie van FSH en LH toeneemt

48
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer treedt de eerste ovulatie op bij vrouwen die kunstvoeding geven?

A

na 25 dagen

bij gebruik van medicamenteuze lactatieremmers kan de eerste ovulatie al optreden rond dag 20

49
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer treedt de eerste menstruatie op bij vrouwen die kunstvoeding geven?

A

na 6 à 7 weken
(mogelijke spreiding van 20 tot 120 dagen)

bij gebruik van medicamenteuze lactatieremmers kan de eerste menstruatie al optreden in week 5

50
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Hoe komt het dat bij vrouwen die borstvoeding geven de cyclus veel later herstelt?

A

borstvoeding stimuleert de productie van prolactine
–> prolactine verhindert de eisprong

51
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Waarvan is het cyclusherstel bij vrouwen die borstvoeding geven afhankelijk?

A
  • frequentie van voeden
  • tijdstip waarop met bijvoeding werd begonnen (gemiddeld 4-6 maanden)
52
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer herstelt de menstruatiecyclus bij vrouwen die borstvoeding geven?

A

na 10-12 maanden

53
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Hoe noemt men de periode waarin de borstvoedende vrouw geen ovulatie en geen menstruatie geeft?

A
  • anovulatie
  • lactatieamenorroe
54
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Vrouwen die borstvoeding geven hebben vaak een korte periode van bloedverlies. Wanneer vindt dit plaats?

A

rond dag 56

de oorzaak is onbekend

55
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer vindt de eerste ovulatie plaats bij vrouwen die borstvoeding geven?

A

na 30 - 40 weken
(vroege ovulatie vanaf 43 dagen)

56
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer zijn vrouwen opnieuw vruchtbaar na een miskraam of abortus?

A

na 2 weken

57
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Waarom dien je voorzichtig te zijn met het advies over het herstel van de menstruele cyclus?

A
  • de beschreven tijdstippen van de eerste menstruatie zijn statistische gemiddelden
  • de eisprong vindt plaats voor de eerste menstruatie
    –> zwangerschap kan dus al optreden vóór de eerste menstruatie
58
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke informatie dient de vroedvrouw na te gaan vooraleer ze concrete info kan geven aan de kraamvrouw ivm anticonceptie?

A
  • contra-indicaties (trombose, medicatiegebruik)
  • babyvoeding
  • kinderwens
  • betrouwbaarheidsbehoefte
  • ervaringen met anticonceptiemiddelen
  • individuele voorkeur (~ culturele voorkeur)
  • wens gebruiksgemak
  • attitude t.a.v. seksualiteit
  • verantwoordelijkheid t.a.v. anticonceptie
59
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de 4 categorieën van anticonceptiemiddelen.

A
  1. natuurlijke middelen
  2. barrièremiddelen
  3. hormonale middelen
  4. definitieve methoden
60
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de voor- en nadelen van natuurlijke anticonceptiemiddelen.

A

Voordelen: kunnen gehanteerd worden zowel bij mama’s die kunstvoeding als mama’s die borstvoeding geven

Nadelen: minder betrouwbaar
–> voorzichtigheid geboden wanneer er geen actieve kinderwens is

61
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke 3 natuurlijke anticonceptiemiddelen zijn er?

A
  1. coïtus interruptus
  2. natuurlijke geboorteregeling-methoden (kalendermethode, sensiplan, …)
  3. lactatie-amenorroemethode (LAM)
62
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de voor- en nadelen van coïtus interruptus.

A

Voordelen: kan onmiddellijk na de geboorte gebruikt worden

Nadelen: geringe betrouwbaarheid

af te raden

63
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de voor- en nadelen van natuurlijke geboorteregeling-methoden.

(kalendermethode, sensiplan, temperatuurmethode, …)

A

Voordelen: geen noemenswaardige

Nadelen: moeilijk toe te passen meteen na de geboorte
–> vruchtbaarheidstekenen zijn afwezig of moeilijk interpreteerbaar (zeker bij borstvoeding)

stellig af te raden - of te combineren met andere methoden

64
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat betekent lactatie-amenorroe?

A

letterlijk: ‘uitblijven van de menstruatie door borstvoeding’

65
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de voor- en nadelen van de lactatie-amenorroemethode (LAM)

A

voordelen:
* kan bij borstvoeding onmiddellijk na de geboorte worden gebruikt
* bruikbaar tot 4 maanden postpartum

nadelen:
* verbonden aan een aantal voorwaarden
* zwangerschapskans van 2% bij navolging voorwaarden
* snelle toename zwangerschapskans vanaf 5 à 6 maanden

bijkomende anticonceptiemiddelen zijn aanbevolen

66
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de 5 voorwaarden voor de lactatie-amenorroemethode.

A
  1. volledige borstvoeding tot 6 maanden postpartum, inclusief nachtvoeding (kolven ≠ voeden)
  2. de borst wordt gegeven wanneer het kind behoefte heeft
  3. overdag minimum 1 voeding elke 4 uur
  4. ’s nachts minimum 1 voeding elke 6 uur
  5. de vrouw is amenorroeïsch (geen vaginaal bloedverlies vanaf de 15e dag na de postpartum-bloeding)
67
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef 2 barrièremiddelen.

A
  • condoom
  • koperspiraal
68
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef de voor- en nadelen van het condoom.

A

Voordelen
* kan onmiddellijk gebruikt worden
* betrouwbaar bij correct gebruik
* kan gebruikt worden bij borstvoeding
* biedt bescherming tegen SOA’s

Nadelen: vrouwencondoom is minder gebruiksvriendelijk

69
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat is het koperspiraal?

A

Een langdurige, reversibele anticonceptiemethode die veilig kan worden ingebracht tijdens het postpartum.

70
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat zijn de aandachtspunten bij het plaatsen van het koperspiraal?

A
  1. screening op risico op SOA-infectie
  2. éénmalige controle na menstruatie
  3. zwangerschapskans 0,5 - 0,8%
71
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wanneer kan een koperspiraal ingebracht worden bij de kraamvrouw?

A
  1. onmiddellijk na de geboorte (vaginaal of bij een sectio caesarea na voorafgaande geïnformeerde beslissing)
  2. 48 u na de geboorte
  3. 6 weken na de geboorte (meest toegepast in de praktijk)
72
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat zijn de voor- en nadelen bij het plaatsen van het koperspiraal onmiddellijk na de geboorte?

t.o.v. 6 weken na de geboorte

A

voordelen: geen groter risico op infectie of bloeding

nadelen: hogere kans op spontane expulsie (uitdrijving)

73
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat zijn de voor- en nadelen bij het plaatsen van het koperspiraal na 6 weken?

t.o.v. onmiddellijk na de geboorte

A

voordelen: geen groter risico op infectie of bloeding

nadelen: groter risico op uterusperforatie (voornamelijk bij lactatie)

belangrijk om de voor- en nadelen van een vroege plaatsing versus plaatsing na lactatiestop te bespreken

74
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef 7 hormonale middelen.

A
  1. combinatiepil (progestageen + oestrogeen)
  2. hormonenpleister of anticonceptiepleister (progestageen + oestrogeen)
  3. vaginale ring (progestageen + oestrogeen)
  4. minipil (progestageen)
  5. hormoonspiraal (progestageen)
  6. implantaan (progestageen)
  7. prikpil (progestageen)
75
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Geef een aantal contra-indicaties voor hormonale anticonceptiemiddelen.

A
  • hypertensie
  • verhoogde maternale leeftijd
  • roken

hormonale middelen kunnen enkel gebruikt worden wanneer er géén contra-indicaties in de anamnese zijn

76
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke hormonen kunnen hormonale middelen bevatten?

A
  • progestageen + oestrogeen
  • progestageen
77
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Welke hormonale middelen zijn gecontra-indiceerd bij borstvoeding?
Waarom?

A

middelen die oestrogeen bevatten

risico op:
* afname van de moedermelk
* veranderde samenstelling van de moedermelk
* potentieel nadelige effecten op de groei en ontwikkeling van de baby

78
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Vanaf wanneer kunnen hormonale middelen gestart worden tijdens het postpartum?

Volgens het WHO

A
  • absolute contra-indicatie: 6 weken
  • relatieve contra-indicatie: 6 maanden

na 6 maanden kunnen hormonale middelen gestart worden bij borstvoeding, maar ze zijn zeker niet de beste optie

79
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: combinatiepil

A
  • bevat progestageen en oestrogeen
  • niet gebruiken bij borstvoeding
  • bij kunstvoeding: vanaf 3 weken postpartum of vanaf de eerste menstruatie
  • betrouwbaar bij correct gebruik
80
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: hormonenpleister of anticonceptiepleister

A
  • bevat progestageen en oestrogeen
  • niet gebruiken bij borstvoeding
  • bij kunstvoeding: vanaf 6 weken postpartum of na de eerste menstruatie
  • betrouwbaar bij correct gebruik
81
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: vaginale ring

A
  • bevat progestageen en oestrogeen
  • niet gebruiken bij borstvoeding
  • bij kunstvoeding: vanaf 6 weken postpartum of na de eerste menstruatie
  • vrij betrouwbaar bij correct gebruik
82
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: minipil

A
  • bevat progestageen
  • geschikt voor borstvoeding
  • bij kunstvoeding: vanaf 10 dagen postpartum
  • bij borstvoeding: vanaf 6 weken postpartum (mogelijke risico’s voor de jonge baby door de steroïd hormonen)
  • betrouwbaarheid hangt af van gebruik (intervallen van precies 24u - zwangerschapskans tussen 1,1 - 9,6%)
  • overschakeling van minipil naar combinatiepil: geen pilstop
83
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: hormoonspiraal

A
  • bevat progestageen
  • plaatsen vanaf 6 weken postpartum zowel bij borstvoeding als kunstvoeding
  • risico op uterusperforatie, voornamelijk bij lactatie
  • éénmalige controle na menstruatie
  • vrij betrouwbaar (zwangerschapskans 0,05%)

belangrijk om de voor- en nadelen van een vroege plaatsing vs plaatsing na lactatiestop te bespreken

84
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: implantaat

A
  • bevat progestageen
  • geschikt bij borstvoeding
  • vanaf 6 weken postpartum
85
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: prikpil

A
  • bevat progestageen
  • geschikt bij borstvoeding
  • bij borstvoeding: vanaf 6 weken
  • bij kunstvoeding: vanaf 5 dagen
  • om de 3 maanden plaatsen
86
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat is progestageen?
Hoe werkt het?

A
  • synthetische vorm van het vrouwelijk geslachtshormoon progesteron
  • onderdrukt de eisprong door de productie van follikelstimulerend hormoon (FSH) te remmen
87
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Wat zijn de aandachtspunten bij definitieve methoden?

A
  • ruim op voorhand een weloverwogen beslissing
  • goed uitdiepen van de anticonceptievraag en eventuele onvreden met andere middelen
  • zwangerschapskans: 0,5 - 1%
88
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: sterilisatie bij de vrouw

A
  • verhinderd de doorgankelijkheid van de eileiders
  • binnen de 48u of 6 weken postpartum (baarmoeder is dan tot de normale afmeting teruggekeerd en eileiders zijn makkelijker te lokaliseren)
  • heeft geen invloed op de hormonale huishouding
89
Q

2.5 Seksualiteit en anticonceptie

Leg uit: sterilisatie bij de man

A
  • vasectomie
  • doorgang van de zaadleiders wordt onderbroken
  • weinig bijwerkingen, veiliger en goedkoper dan sterilisatie bij de vrouw
  • postpartumperiode is ideaal: vaak sprake van onthouding en verminderde vruchtbaarheid van de vrouw door borstvoeding
90
Q

2.6 Beweging en sport

Welk advies verleen je de kraamvrouw ivm sport en bewegen?

A
  • bewegen ≠ sporten
  • bewegen: voldoende rust, postnatale oefeningen en wandelen (eerste 6 weken)
  • sporten: voldoende fit voelen + positief postnataal onderzoek = starten met fietsen, zwemmen,… (eind late postpartum)
91
Q

2.6 Beweging en sport

Wat zijn de voordelen van een vroege mobilisatie?

A
  • positief algemeen welzijn
  • goede circulatie
  • goede maag-darmwerking
92
Q

2.6 Beweging en sport

Leg uit: postnatale kinesitherapie

A
  • risico op problemen met de bekkenbodem (vb. urineverlies)
  • tijdens ziekenhuisverblijf geeft de kinesitherapeut bekkenbodemspieroefeningen mee om te starten vanaf dag 3
  • na goedkeuring postnataal onderzoek (na 6 weken) bij fysiologische vaginale partus: postnatale kinesitherapiesessies - bekkenbodemspieren, buik-, rug- en bilspieren
93
Q

2.6 Beweging en sport

Op hoeveel sessies perinatale kinesitherapie heeft de kraamvrouw recht?

A

9 sessies op doktersvoorschrift per zwangerschap

94
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschaprust voor werknemers en werklozen

A
  • in totaal: maximaal 15 weken, minimaal 10 weken
    WAARVAN
  • prenataal: maximaal 6 weken, minimaal 1 week voor de vermoedelijke bevallingsdatum
  • postnataal: maximaal 14 weken, minimaal 9 weken
95
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschaprust bij een meerling

A

19 weken in totaal
(4 weken meer dan de gewone regeling)

96
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschapsrust bij vroegtijdige bevalling

A

je verliest 1 week verplichte prenatale rust

97
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschapsrust bij laattijdige bevalling

A

de bevallingsrust wordt verlengd tot de dag van de bevalling
–> bij overschrijding van 6 weken prenatale rust, behoud je de minimale verplichte 9 weken postnatale rust

98
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschaprust bij onmiddellijke hospitalisatie van de pasgeborene (vb. prematuur)

A
  • hospitalisatie duurt langer dan 7 dagen
  • moederschapsrust wordt verlengd met het aantal hospitalisatiedagen dat de eerste 7 dagen overschrijdt
  • maximaal 24 weken
99
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: moederschapsrust bij zelfstandigen

A
  • in totaal: maximaal 12 weken, minimaal 3 weken (waarin alle activiteiten volledig stopgezet moeten worden)
    WAARVAN
  • prenataal: maximaal 3 weken, minimaal 1 week
  • postnataal: maximaal 11 weken, minimaal 2 weken

Overige 9 weken mogen naar keuze opgenomen worden (vanaf 3 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum tot 38 weken na de bevalling)

(meerling: maximaal 13 weken)

100
Q

2.7 Werkhervatting

Leg uit: geboorteverlof

A
  • voor de vader of meemoeder
  • 20 dagen binnen de 4 maanden na de geboorte
  • in uitzonderlijke situaties kan het moederschapsverlof worden omgezet in vaderschapsverlof (hospitalisatie moeder, overlijden moeder)
101
Q

2.7 Werkhervatting

Wat is de taak van de vroedvrouw ikv werkhervatting?

A
  • realistische informatie geven
  • helpen bij het zoeken naar een nieuwe structuur