3 + 4 Flashcards

1
Q

Wat is lokalisatie in de hersenen?

A

Het identificeren van hersendelen als verantwoordelijk voor psychologische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar zei Descartes dat het lichaam en geest elkaar ontmoeten?

A

in de pijnappelklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie deed het eerste accurate verslag van de hersenen?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
A

Thomas Willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie ontdekte de grijze stof en witte stof van het brein?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
A

Thomas Willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zit grijze of witte stof binnen of buiten in het brein?

A

Grijze stof buiten, Witte stof binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke delen van neuronen zijn de grijze en witte stof?

A

Grijze stof = cellen/cellichamen

Witte stof = axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie ontdekte commisuren?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
A

Gall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn commisuren?

A

Verbindingen tussen de linker en rechter hersenhelften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kruisen je zenuwen, wie ontdekte dit?

A

Achterin de nek. Gall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie stelde dat intelligentie correleert met hersengrootte? Waarom?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Franz & Lashley
  6. Penfield
A

Gall. Hij observeerde een grotere cortex bij dieren die complexer gedrag vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de frenologie in de context van het brein?

A

Dat psychologische vermogens gehecht zijn aan (de grootte van) specifieke hersendelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geloofde Gall in lokalisatie?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is fysiognomie? (Lavater)

A

Het idee dat je karakter kan aflezen aan uiterlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Was Flourens het eens met Gall over frenologie?

A

Nee, Flourens sprak tegen Gall zijn frenologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ablatie? (Flourens)

A

Het systematisch stukmaken van hersendelen en gedragsgevolgen observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk bewijs vond Flourens tegen de frenologie in zijn onderzoek met ablatie?

A

Het verwoesten van hersendelen wekte niet de gedragsgevolgen op die frenologen zouden verwachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is functioneel herstel ?(Flourens)

A

De terugkeer van het ‘gelokaliseerde’ gedrag na ablatie van hersendelen waar het gelokaliseerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geloofde Flourens in lokalisatie?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geloofde Bouillaud in frenologie?

A

Nee, naast de lokalisatie van taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet beschadiging aan het gebied van Broca?

A

Het veroorzaakt moeite met het produceren van taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doet beschadiging aan het gebied van Wernicke?

A

Het veroorzaakt moeite met het begrijpen van taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Schade aan welk hersengebied zorgt voor motorische afasie?

A

Het gebied van Broca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Schade aan welk hersengebied zorgt voor sensorische afasie?

A

Het gebied van Wernicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Schade aan welk hersengebied zorgt voor conductie afasie?

A

De brug tussen het gebied van Broca en het gebied van Wernicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is conductie afasie?

A

Taalbegrip en spraak intact, maar niet kunnen herhalen wat gezegd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wie hebben de motorische schors ontdekt?

A

Fritsch en Hitzig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er als je de motorische schors elektrisch stimuleert?

A

Dit veroorzaakt specifieke acties, bijvoorbeeld de beweging van een arm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wiens ideeën volgde Ferrier op?

  1. Thomas Willis
  2. Gall
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
  6. Franz & Lashley
A

Die van Fritsch en Hitzig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wie vond de sensorische schors?

A

Ferrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke hersendelen vond Ferrier?

A

Sensorische schors
Visueel gebied
Auditief gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Voor welke theorie heeft onderzoek met hersenstimulatie bewijs gevonden?

A

Lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wie ontdekte equipotentialiteit?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
  6. Franz & Lashley
A

Franz & Lashley

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe ontdekte Franz & Lashley equipotentialiteit?

A

Door onderzoek naar ablatie in ratten in een doolhof. Het ging over HOEVEEL je kapot maakt, niet WAAR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is equipotentialiteit?

A

Alle hersendelen zijn even belangrijk voor herinnering en het geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de law of mass action?

A

Alle zenuwen werken samen. Hoe meer je kapot maakt, hoe meer fouten de ratten maken in het doolhof. Te veel schade = alle cellen functieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de overtolligheidshypothese (redundancy hypothesis)?

A

Er is een onnodige hoeveelheid locatie voor herinneringen. Een ander hersendeel kan de herinnering van 1 ander stukje hersenen overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wie vond de interpretatieve cortex?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Penfield
  5. Bouillaud
A

Penfield

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat doet de de activatie van de interpretatieve cortex?

A

Activatie zorgt voor deja vu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Uit welke 2 soorten responsen bestaat de interpretatieve cortex?

A
  1. Interpretatieve responsen (zeer specifieke emotionele attitudes, nieuwe blik op situatie)
  2. Ervaringsgerichte responsen (flashbacks, hallucinerende dromen)
40
Q

Wat is declaratief geheugen?

A

dingen kunnen herinneren / terugroepen

41
Q

Wat is procedureel geheugen?

A

Geheugen over hoe je iets doet. Dus bij schade aan het declaratief geheugen kan iemand nog steeds goed zijn in een activiteit, zonder te weten hoe.

42
Q

Wie ontdekte dat er meerdere soorten geheugen zijn?

  1. Thomas Willis
  2. Gall.
  3. Flourens
  4. Fritsch & Hitzig
  5. Bouillaud
  6. Milner
A

Milner

43
Q

Wat is tomografie?

A

Het in secties (plakjes) verdelen van hersenen om het 3d in kaart te brengen.

44
Q

Wat is de cognitieve neurowetenschap?

A

Studie van cognities in de hersenen

45
Q

Wat is sociale neurowetenschap?

A

onderzoek naar sociale processen in de hersenen

46
Q

Zijn specifieke functies zoals sensaties, motoriek, taal, en de opslag van herinneringen te lokaliseren?

A

Ja

47
Q

Zijn algemene kenmerken zoals persoonlijkheid, intelligentie en zelfbewustzijn te lokaliseren?

A

Nee

48
Q

Tussen welke twee werelden maakte Kant onderscheid?

A

De noumenale wereld

De fenomenale wereld

49
Q

Wat is de noumenale wereld (Kant)?

A

De wereld buiten onze ervaring. Deze wereld zullen we nooit kennen

50
Q

Wat is de fenomenale wereld (Kant)?

A

Onze ervaring van de wereld. Dus onze ervaring van de noumenale wereld

51
Q

Hoe komen wij volgens Kant van de noumenale tot de fenomenale wereld?

A

Door een set van filters:

  1. Intuïties: ruimte en tijd
  2. categorieën
52
Q

Door wie was Hume geïnspireerd?

A

Locke

53
Q

Komt de ervaring volgens Hume van binnen of buiten?

A

Volgens Hume komt alles wat in je hoofd zit van buiten. Complexe ideeën zijn combinaties van simpele en worden gecombineerd door de concepten van continuïteit en gelijkenis.

54
Q

Wat zijn continuïteit en gelijkenis Hume?

A

Continuïteit: simpele ideeën verbonden omdat ze dichtbij zijn in tijd

Gelijkenis: simpele ideeën verbonden omdat ze op elkaar lijken

55
Q

Wat zegt Kant over causaliteit? (gebeurtenissen worden direct veroorzaakt door andere gebeurtenissen)

A

Kant zag causaliteit als een actief filter voor waarneming. Het 1 veroorzaakt het ander

56
Q

Wat zegt Hume over causaliteit? (gebeurtenissen worden direct veroorzaakt door andere gebeurtenissen)

A

Hume zegt dat causaliteit puur een aanname is, omdat iets vaak is gebeurd in het verleden. Het observeren van regelmatigheden. (biljartballen)

57
Q

Wat zei Kant over causaliteit na het horen van de ideeën van Hume?

A

Dat causaliteit niet bewezen kan worden, maar dat het altijd deel zal uitmaken van onze perceptie. Dit leidde tot fysiologen die focusen op perceptie

58
Q

Wat is Muller’s law of specific nerve energies?

A

De wet dat zenuwen in ons lijf een specifieke functie hebben. B.v. zenuwen voor visuele informatie

59
Q

Wat is het behoud van energie (Helmholtz)?

A

De input en output van energie van een kikker zijn ongeveer hetzelfde volgens zijn berekening.

60
Q

Wie ontwikkelde reactietijden?

A

Helmholtz

61
Q

Wat is de Young-Helmholtz trichromatische theorie?

A

Dat bepaalde zenuwen gevoelig zijn voor bepaalde kleuren licht

62
Q

Wat is perceptuele adaptie?

A

Dat zicht zich aanpast aan feedback (bijvoorbeeld het experiment met een bril die het zicht opschuift)

63
Q

Wat is onbewuste gevolgtrekking(unconscious inference)? Helmholtz

A

Er zijn regels die de ervaring van de wereld onbewust beïnvloeden, leidend tot een niet kloppende perceptie.

64
Q

Wat zei Gibson over het unconscious inference van Helmholtz?

A

Gibson deed het Visual Cliff experiment met kinderen, wat bewijs was voor de theorie dat unconscious inference niet aangeleerd maar aangeboren is

65
Q

Wat is psychofysica (Fechner)?

A

een vakgebied dat zich bezighoudt met de relatie tussen fysieke stimuli en de subjectieve percepties die deze stimuli oproepen.

66
Q

Wie ontdekte dat mensen goed zijn in het voelen van relatief, maar niet absoluut verschil?

A

Weber

67
Q

Wat meet S = K log P? (Psychofysica Fechner)

A

Het verband tussen absoluut gewicht en de relatieve toename in gewicht om het verschil te voelen (just noticeable difference)

68
Q

Wat zijn P en S in S = K log P?

A

S = de subjectieve ervaring (sensatie)
I = de intensiteit van de stimulus
k = een constante
Dit impliceert dat om een merkbare verandering in sensatie waar te nemen, een stimulus in steeds grotere mate moet toenemen naarmate de oorspronkelijke stimulus sterker is.

69
Q

Wat deed S = K log P voor de psychologie?

A

Het was bewijs voor de psychologie als wetenschap.

70
Q

Waarvoor was het phi phenomenon van Wertheimer bewijs?

A

Voor schijnbare beweging (illusie van beweging)

71
Q

Wat is de gestaltwet van Prägnanz?

A

Het zien van de simpelste oplossing

72
Q

Wat is de wet van continuïteit?

A

onderbroken lijnen zien als geheel

73
Q

Wat is de wet van verbondenheid?

A

objecten verbonden door een lijn zien als geheel

74
Q

Wat is de wet van gedeelde achtergrond?

A

Objecten met een gedeelde achtergrond zien als geheel

75
Q

Is de geest volgens Locke actief of passief?

A

Passief

76
Q

Is de geest volgens Leibniz actief of passief?

A

Actief

77
Q

Wat is de absolute drempel?

A

De minimale hoeveelheid benodigd om iets te ervaren

78
Q

Wie ontdekte de machtswet? S= kp^n

A

Stevens

79
Q

Is de geest volgens gestaltpsychologien actief of passief?

A

Actief.

80
Q

Hoe onderzochten gestaltpsychologen mentale ervaringen?

A

Door fysieke fenomenen

81
Q

Wat zei Müller over vitalisme vs fysiologisch mechanisme tegen Helmholtz?

A

Müller was vitalist

“dat zal wel, maar diep van binnen is het onderscheidt tussen biologisch levend wezen en
iets wat niet leeft, levensenergie. Deze energie valt niet te leiden tot fysica. Levende
wezens hebben dit maar niet levende wezens niet’’.

82
Q

Wat zei Helmholtz over Vitalisme?

A

Helmholtz verwierp het idee van vitalisme volledig en zei dat alles in het lichaam verklaard kan worden
door fysiologisch mechanismen: alle fysiologische processen kunnen worden begrepen met behulp
van fysische en chemische principes.

83
Q

Wat ontdekte Du Bois-Reymond?

A

Elektrochemische werking: dat er twee soorten zenuwgeleiding zijn: chemisch en elektrisch

84
Q

wat is Sensatie volgens Helmholtz?

A

De pure zintuigelijke informatie zonder bewuste verwerking.

85
Q

Wie ontdekte de blinde vlek?

A

Helmholtz

86
Q

Wat was Perceptie volgens Helmholtz?

A

Helmholtz zag perceptie als een actief proces waarin interpretatie van zintuigelijke gegevens nodig is op hersenniveau. Een mechanistisch systeem dat hij verklaarde d.m.v. perceptuele adaptie en onbewuste gevolgtrekkingen (unconscious inference)

87
Q

Wat is psychofysica?

A

De relaties tussen fysieke intensiteit en ervaren intensiteit van objecten - subjectieve waarneming gerelateerd aan objectieve kenmerken

88
Q

Wie ontwikkelde psychofysica (vakgebied)?

A

Fechner

89
Q

Wat is de wet van Weber?

A

S = K log P

90
Q

Wie ontdekte dat mensen relatieve verschillen voelen, niet absolute?

A

Ernst Weber

91
Q

Wie ontdekte het just noticeable difference?

A

Weber

92
Q

Wat is het Beta fenomeen? (Wertheimer)

A

iets verdwijnt en verschijnt ergens anders, wat de geest het als beweging waarneemt

93
Q

Wat is Vitalisme en waarom staat het tegen het concept van Psychologisch Mechanisme?

A

Vitalisme omvat het geloof dat elk levend organisme een ‘levenskracht’ heeft die niet geobserveerd kan worden.

Dat staat tegen het concept van Psychologisch Mechanisme, wat stelt dat alles, inclusief het bewustzijn, moet voldoen aan de eisen van de natuur.

94
Q

Wat is psychologisch mechanisme?

A

De theorie dat bewustzijn niet een levenskracht is, maar verklaarbaar door wetenschap.

95
Q

Wat is psychophysical isomorphism? (Köhler)

A

brein studeren als georganiseerd systeem, niet individuele componenten.
psychologische feiten en de events in het brein geven elkaar weer.

96
Q

Wie zei dat iedereen in een psychologisch veld, de ‘life space’ is?

A

Kurt Lewin