2B1 week 3 Flashcards

1
Q

welke informatie is belangrijk bij de diagnostiek van infectieziekten?

A

patientgegevens: demografisch, VG, anamnese, LO, voorkomen van infectieziekten, contact mens en dier, reizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke waardes prik je bij een ontsteking?

A

CRP, cytokinen en chemokinen, leukocyten telling en differentiatie, lever- en nierfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is het belangrijk om de juiste ziekteverwekker aan te tonen?

A
  • keuze en duur van anti-microbiele therapie
  • gevolgen voor de omgeving
  • epidemiologisch belang
  • bijzondere infecties kunnen wijzen of immuundeficientie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke onderzoeken zijn het beste voor welke verwekker:
- bacterien
- virussen
- schimmels/gisten
- parasieten

A

bacterien: kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
virussen: serologie en moleculaire diagnostiek
schimmels/gisten: kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
parasieten: direct preparaat (afname gelijk bekijken zonder te kweken e.d.) en moleculaire diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is serologie?

A

het aantonen van antistoffen van de patient tegen een micro-organisme.
acute fase: IgM
later: IgG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in welke stappen vecht het immuunsysteem tegen een virale infectie?

A

eerste respons type I interferonen en andere cytokinen. na 2 dagen NK-cellen als laatste stap van innate immuniteit. Daarna de adaptieve immuniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe komt een Langerhanscel in een lymfklier terecht en wat doet het?

A

treden de huid uit en worden afgevoerd met de drainerende lymfe, via het afferente lymfevat komt het de lymfklier binnen waar antigeenpresentatie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 3 signalen ontstaan er als een T-cel is gebonden aan een APC?

A
  • antigeen peptide signaal: initiele activatie van T-cel door interactie TCR en HLA
  • co-stimulatie signaal: door CD80 of CD86 dat interactie aangaat met CD28
  • differentiatie signaal: door cytokinen geproduceerd door de APC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het belang van IL-2 voor T-cellen?

A

een belangrijke groeitfactor, voor survival en proliferatie. komt vrij na co-stimulatie signaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zijn alle APC’s hetzelfde?

A

nee, verschillen per weefsel en de immuunrespons dus ook. produceren andere cytokinen en zorgen voor andere differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de voornaamste reden voor het ontstaan van CD4+ T-cellen subsets?

A

verschillende pathogenen zorgen voor de ontwikkeling van verschillende T-helper cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn ILC’s?

A

innate lymfoide cellen. cellen van lymfoide oorsprong maar hebben geen gerecombineerde receptoren maar genoom codeerde. (o.a. NK-cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke cytokine zorgt voor welke switch in een B-cel?

A

door … switchen B-lymfocyten naar..:
- IFN-gamma naar IgG
- IL-4 en IL-13 naar IgE
- IL-10 en TGF-beta naar IgA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf de 4 verschillende overgevoeligheidsreacties

A

type I: mestcellen via IgE, produceert o.a. histamine -> hooikoorts
type II: activatie leukocyten en complement door IgM en IgG met ontsteking en lysis tot gevolg -> Graves
type III: door oplosbare immuuncomplexen, slaan neer in de vaatwanden waar ze schade veroorzaken -> Lupus
type IV: door T-lymfocyten, vertraagde reactie, via cytokine productie en cytotoxische granules voor weefselschade -> graft vs host

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschrijf een acute ontstekingsreactie

A

oedeem treedt op door extravasatie van vocht en eiwitten. neutrofiele granulocyten zijn er binnen 24 uur, na paar dagen in apoptose. macrofagen en monocyten komen na 2 dagen. proces duurt 7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer eindigt een acute ontsteking?

A
  • de schadelijke prikkel is geelimineerd
  • pro-ontstekingsmediatoren zijn gedownreguleerd
  • anti-ontstekingsmediatoren zijn upgereguleerd
  • herstel is in gang gezet
17
Q

beschrijf wat je ziet bij een chronische ontstekingsreactie

A

> 7 dagen, kenmerkt zich door angiogenese. histologisch: mononucleair infiltraat (lymfocyten en macrofagen) met weefseldestructie en bindweefselformatie. vrijwel GEEN neutrofiele granulocyten aanwezig.

18
Q

welke cytokinen produceren M1 en M2 macrofagen

A

M1: proteases, cytokinen, coagulatiefactoren, zuurstofradicalen, NO
M2: groeifactoren PDGF, cytokines, angiogenese factoren FGF, collagenese

19
Q

wat is een granulerende ontsteking?

A

een ontsteking die opgevat kan worden als overgang van acute ontstekingsreactie naar herstel van weefselbeschadiging door littekenvorming

20
Q

wat zie je histologisch bij een granulerende ontsteking?

A

veel jonge bloedvaten, fibroblastproliferatie.
later: cel-arm bindweefsel wat littekenweefsel wordt

21
Q

wat is kenmerkend voor een granulomateuze ontsteking?

A

geactiveerde macrofagen met een epitheloid aspect (lepra, sarcoidose, TBC, vreemdlichaamsreactie)

22
Q

wat is een granuloom en waar bestaat het eruit?

A

samensmelten van macrofagen, uiting van een granulomateuze ontsteking
- macrofagen: epitheloide macrofagen, langhanse type reuscellen, vreemdlichaamstype reuscellen
- lymfocyten
- plasmacellen
- een muur van fibroblasten (kapsel)

23
Q

wat is shock?

A

een acute levensbedreigende toestand waarbij de bloeddruk te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden

24
Q

wat is een septische shock?

A

eindpunt van een infectie, een systemische reactie van het lichaam

25
Q

noem de ziekteverschijnselen van shock

A
  • versnelde en/of oppervlakkige ademhaling
  • lage lichaamstemperatuur, dorst, verzuring en lage urineproductie
  • klamme, koude, bleke huid, CR > 2 seconden
  • angstig, rusteloos, verwarring, lethargisch
  • tachycardie, onregelmatige pols, laag HMV en hypotensie
26
Q

welke compensatiemechanismen zijn er om de zuurstofdisbalans bij shock op te lossen?

A
  • zuurstofextractie neemt toe
  • verschuiving zuurstofdissociatiecurve: links- of rechtsverschuiving (alkalose of acidose)
  • vasoconstrictie van niet-essentiele gebieden
  • lactaatvorming
27
Q

noem de verschillende types van shock

A
  • cardiogene shock
  • obstructieve shock: longembolie, harttamponade, spanningspneumothorax
  • distributieve shock: anafylactisch, neurogeen, septisch, toxisch
  • hypovolemische shock: bloedverlies of brandwonden
28
Q

wat is SIRS?

A

systemic inflammatory response syndrome

29
Q

wat is de SOFA-score?

A

de kans op overlijden en de kans op sepsis kan berekend worden

30
Q

waar wordt naar gekeken om een SOFA-score te berekenen?

A
  • oxygenatie PaO2/FiO2-ratio
  • stolling: aantal bloedplaatjes
  • lever: hoeveelheid bilirubine
  • circulatie: huidige bloeddruk
  • centraal zenuwstelsel: Glasgow coma scale
  • nieren: creatininegehalte in bloed en of er geplast wordt
31
Q

wat is de behandeling van septische shock?

A
  • behandeling infectie, AB toedienen en van te voren een bloedkweek doen
  • ondersteunen falende organen
  • vasopressoren als vocht niet meer werkt: (nor)adrenaline, phenylefrine
32
Q

wat zijn de verschillen tussen open TBC en gesloten TBC

A

open tbc: open verbinding buitenwereld, aantoonbaar in materiaal bijv. sputum, pulmonale tuberculose
gesloten tbc: geen verbinding met de buitenwereld, niet aantoonbaar in sputum, pleuritis tuberculose, meningitis tuberculose

33
Q

welke ziekteverwekkers zijn er voor tuberculose?

A

mycobacterium tuberculosis, africanum, bovis

34
Q

wat is het histologische kenmerk van tuberculose?

A

granuloomvorming

35
Q

wat is de klinische presentatie van tuberculose

A

gewichtsverlies (10-20kg/paar maanden), extreme transpiratie, algehele malaise, koorts

hoesten, hemoptoe, thoracale pijn, dyspnoe

36
Q

wat is miliaire TBC?

A

hematogene verspreiding van TBC

37
Q

welke diagnostiek doe je voor TBC diagnose?

A
  • huidtest voor tuberculine
  • interferon-gamma release essay
  • microbiologisch onderzoek
  • biopt
38
Q

welke medicatie krijg je voor TBC?

A
  • isoniazide (6 maanden)
  • rifampicine (6 maanden)
  • pyrazinamide (2 maanden)
  • ethambutol (tot 6 maanden)