2.6.2 Flashcards

1
Q

noem de 6 fasen van het strafproces

A
  1. de opsporing
  2. de aanhouding
  3. de vervolging
  4. de berechting
  5. eventueel hoger beroep en cassatie
  6. uitvoering van opgelegde straf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opsporing

A

politie verzameld informatie en verhoord de getuigen, het proces-verbaal gaat naar de officier van justitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de aanhouding

A

als je een verdachte bent mag de politie je staande houden of aanhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

staande houden

A

laten stilstaan en naar identiteitsbewijs vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanhouden

A

arresteren en meenemen naar politiebureau voor een verhoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dwangmiddelen

A

staande houden, aanhouden, fouilleren, inbeslagname bewijsmateriaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor welke dwangmiddelen heeft de politie toestemming nodig en van wie?

A

de officier van justitie of rechter commissaris
1. binnengaan van woning en huis doorzoeken behalve bij nood
2. afluisteren van telefoongesprekken
preventief fouilleren
3. infiltratie van een misdaadorganisatie
4. verdachte langer dan 9 uur vasthouden (officier kan 2x toestemming geven voor +3 dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorarrest

A

verdachte wordt vastgehouden tot de beoordeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

noem alle manieren door vervolging en door wie

A

het OM
1. seponeren
2. transactie/ schikking
3. strafbeschikking
4. vervolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

seponeren

A

besluiten om niet verder te vervolgen door bijv. niet genoeg bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

strafbeschikking

A

zelf een straf opleggen maar dan doet het om ook rechtsprekende macht en dat mag eigenlijk niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vervolgen

A

de zaak voor de rechter slepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly