26-50 Flashcards
1
Q
Medius
A
-a, -um
Middelste; het midden van
2
Q
Novus
A
-a, -um
Nieuw
3
Q
Primus
A
-a, -um
Eerste; het eerste van
4
Q
Romanus
A
-a, -um
Romeins
5
Q
Solus
A
-a, -um
Alleen; eenzaam
6
Q
Totus
A
-a, -um
Geheel
7
Q
Nullus
A
-a, -um; nullius
Geen
8
Q
Pulcher
A
Pulchra, pulchrum
Mooi
9
Q
Dux
A
Duc-is, m.
De leider
10
Q
Mater
A
Matris, v.
De moeder
11
Q
Corpus
A
Corporis, o.
Het lichaam
12
Q
Civis
A
Civ-is, m.
De burger
13
Q
Frater
A
Fratris, m.
De broer
14
Q
Homo
A
Hominis, m.
De mens
15
Q
Pater
A
Pateris, m.
De vader