2.4 ARGUMENTEREN Flashcards
1
Q
stelling
A
een uiting die mening of argumenten uitlokt.
2
Q
mening of standpunt
A
geeft weer hoe je denkt over een stelling.
3
Q
argument
A
ondersteunt een standpunt om de luisteraar of lezer te overtuigen.
4
Q
tegenargument
A
geeft de lezer of luisteraar wanneer hij het niet eens is met jouw stelling of argumenten.
5
Q
conclusie
A
geef je na een reeks argumenten. Je herhaalt je stelling.
6
Q
Deugdelijke argumenten:
A
Analogie of vergelijking
Autoriteit of gezag
Voorbeeld
Oorzaak-gevolg
Cijfers en statistieken
7
Q
Ondeugdelijke argumenten:
A
Op de man spelen
Redenering van het hellend vlak
Ongeoorloofde veralgemening/overdrijving
Vals dilemma/emotionele chantage.
Cirkelredenering