2.1 SIGNAALWOORDEN EN VASTE TEKSTSTRUCTUREN Flashcards
Signaalwoorden of verbindingswoorden drukken verbanden uit tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Verbanden:
- argumenten
- hoofd- en bijzaken
- oorzaak en gevolg
- opsomming
- samenvatting
- tegenstelling
- tijd
- vergelijk
- voorbeeld
- voorwaarde.
Opsommingen
en, of, bovendien, ook, verder, eveneens, ten eerste (ten tweede etc.), daarnaast, evenals, tevens, gevolgd door, ten slotte, hierna, vervolgens, nog, sommige,…
Tegenstelling
maar, echter, hoewel, ofschoon, toch, daarentegen, anderzijds, in tegenstelling tot, desondanks, desalniettemin, niettegenstaande, desniettegenstaande, staat tegenover, sommige,…
Plaats
hier, waarop, daar, waarvandaan, waarin, waar,…
Chronologisch verband (tijd)
wanneer, toen, eerst, vervolgens, terwijl, daarna, nadat, voordat, vroeger, later, nu, nou, dan, als, al, bijna, dadelijk,…
Oorzaak en gevolg
daardoor, doordat, door, waardoor, zodat, ten gevolge van, vervolgens, zodoende, dankzij, te danken aan,…
Samenvatting
kortom, samengevat, dus, vandaar dat, hieruit volgt, samenvattend, al met al, met andere woorden, om kort te gaan,…
Conclusie
dus, aldus, concluderend, kortom, dat betekent, ter conclusie, tot slot,…
Vergelijking
zoals, hetzelfde, als, in vergelijking met, zo, evenals, soortgelijk(e),…
Toelichting of voorbeeld → bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, ter illustratie, zoals, daar,…
Doel en middel
door middel van, om te, opdat, daartoe, daarmee, waarmee,…
Reden of verklaring
want, omdat, daarom, namelijk, immers, aangezien, dus, daardoor, vanwege,…
Voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, stel dat, tenminste, in het geval dat, voor het geval dat, tenzij…