2.1 SIGNAALWOORDEN EN VASTE TEKSTSTRUCTUREN Flashcards

1
Q

Signaalwoorden of verbindingswoorden drukken verbanden uit tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Verbanden:

A
  • argumenten
  • hoofd- en bijzaken
  • oorzaak en gevolg
  • opsomming
  • samenvatting
  • tegenstelling
  • tijd
  • vergelijk
  • voorbeeld
  • voorwaarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opsommingen

A

en, of, bovendien, ook, verder, eveneens, ten eerste (ten tweede etc.), daarnaast, evenals, tevens, gevolgd door, ten slotte, hierna, vervolgens, nog, sommige,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tegenstelling

A

maar, echter, hoewel, ofschoon, toch, daarentegen, anderzijds, in tegenstelling tot, desondanks, desalniettemin, niettegenstaande, desniettegenstaande, staat tegenover, sommige,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Plaats

A

hier, waarop, daar, waarvandaan, waarin, waar,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chronologisch verband (tijd)

A

wanneer, toen, eerst, vervolgens, terwijl, daarna, nadat, voordat, vroeger, later, nu, nou, dan, als, al, bijna, dadelijk,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaak en gevolg

A

daardoor, doordat, door, waardoor, zodat, ten gevolge van, vervolgens, zodoende, dankzij, te danken aan,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Samenvatting

A

kortom, samengevat, dus, vandaar dat, hieruit volgt, samenvattend, al met al, met andere woorden, om kort te gaan,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conclusie

A

dus, aldus, concluderend, kortom, dat betekent, ter conclusie, tot slot,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vergelijking

A

zoals, hetzelfde, als, in vergelijking met, zo, evenals, soortgelijk(e),…
Toelichting of voorbeeld → bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, ter illustratie, zoals, daar,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doel en middel

A

door middel van, om te, opdat, daartoe, daarmee, waarmee,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reden of verklaring

A

want, omdat, daarom, namelijk, immers, aangezien, dus, daardoor, vanwege,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorwaarde

A

als, indien, wanneer, mits, stel dat, tenminste, in het geval dat, voor het geval dat, tenzij…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly