2.3 Transcriberen en noteren Flashcards

1
Q

Amberscript

A

Aan de OU maken onderzoekers gebruik van Amberscript voor het geautomatiseerd transcriberen van teksten. Bij deze en de meeste andere diensten betaal je echter per uur opname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doe je in het transcript wanneer je de opname voor de 2de keer beluisterd?

A
  • checken of alles correct is weergegeven (soms maak je een fout tijdens het transcriberen of herkent het programma een woord niet)
  • relevante opmerkingen toevoegen, zoals pauzes tijdens het interview of relevante uitingen van emoties; het is handig om hiervoor vooraf een plan op te stellen om dit telkens op dezelfde manier te doen in alle transcripten
  • persoonsgegevens anonimiseren, dat betekent de gegevens die een persoon identificeerbaar maken, zoals namen, plaatsnaam, adres en geboortedatum, vervangen door codes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

10 verschillende analyse tradities

A
  1. Etnografische Verslagen: Beschrijven het leven van individuen, groepen of organisaties.
  2. Levensverhalen: Kunnen als enkele verhalen worden geanalyseerd of worden gebruikt om een argument op te bouwen.
  3. Narratieve Analyse: Identificeert het basisverhaal en richt zich op de constructie, intentie en betekenis.
  4. Inhoudsanalyse: Analyseert inhoud en context van documenten, met aandacht voor thema’s en presentatie.
  5. Conversatieanalyse: Richt zich op de structuur van gesprekken en classificeert interactie.
  6. Discoursanalyse: Bestudeert hoe kennis wordt geproduceerd door het gebruik van distinctieve taal binnen een specifiek discours.
  7. Analytische Inductie: Identificeert deterministische wetten en essentiële kenmerken van fenomenen.
  8. Grounded Theory: Genereert analytische categorieën en identificeert relaties tussen deze categorieën.
  9. Interpretatieve Fenomenologische Analyse: Geeft individuen in specifieke contexten een stem en begrijpt hun ervaring.
  10. Thematische Analyse: Ontdekt, interpreteert en rapporteert patronen en clusters van betekenis in de data.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 kenmerken van verschillende benaderingen van kwalitatieve analyse

A
  1. Basisoriëntatie
  2. Ontwikkeling en toepassing van labels
  3. Variabele en Niet-variabele Analyse
  4. Rol van getallen
  5. Uiteindelijke doelen van de analyse
  6. Bijdrage aan de theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basisoriëntatie

A

Onderscheid tussen
- substantiële benaderingen (zoals grounded theory, thematische analyse): richten zich op het vastleggen van betekenissen –> gefocust op wat de tekst zegt.
- structurele of constructivistische benaderingen (zoals discoursanalyse, conversatieanalyse, narratieve analyse): focussen op taal en de constructie van gesprekken en teksten –> gefocust op wat de tekst doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ontwikkeling en toepassing van labels

A

Labels, codes, concepten, categorieën of thema’s worden gebruikt voor het organiseren en interpreteren van gegevens.

Soorten concepten van labels:
- in vivo: gebaseerd op de taal van de onderzochten
- emergent: ook geworteld in de gegevens maar bedacht door de onderzoeker om de essentie van het gesprek en de interactie vast te leggen
- a priori: aangenomen uit de literatuur

De toepassing kan variëren afhankelijk van het analytische proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Variabele en Niet-variabele Analyse

A

Discussie over het behandelen van afgeleide categorieën als variabelen.
* Sommigen zien categorieën als variabelen
* anderen beschouwen categorieën als middelen om gegevens thematisch te groeperen zonder ze te reduceren tot gestandaardiseerde categorisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rol van getallen

A

Geen consensus over de rol van getallen in kwalitatieve analyse.
* Sommige onderzoekers tellen fenomenen voor contextuele informatie
* Anderen beschouwen kwantificatie als afbreuk aan de waarde van kwalitatief onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uiteindelijke doelen van de analyse

A

Discussie over de uiteindelijke doelen van kwalitatieve analyse, of het nu gaat om beschrijving, verklaring of theorievorming.
* Sommige onderzoekers hechten waarde aan de ontwikkeling van theoretische concepten
* anderen benadrukken narratieve analyse om de subjectieve ervaring weer te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bijdrage aan de theorie

A

Verschillende opvattingen over de bijdrage van kwalitatief onderzoek aan theorie.
* Sommigen pleiten voor het genereren van nieuwe theorieën
* Anderen volgen een meer deductieve benadering, waarbij hypotheses uit de literatuur worden getest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe informeert analytisch denken het ontwerp stadium van een kwalitatieve studie?

A

D.m.v. een proces van ‘afbakening en focus’ in de ontwerpfase van een project, een moment waarop de onderzoeker beslist welke vragen de studie zal behandelen en hoe dit zal gebeuren.
Goed geformuleerde ontwerpvragen vormen het fundament van goede studies en informeren alle andere aspecten, inclusief
- de selectie van deelnemers,
- de ontwikkeling van onderwerpgidsen en
- de algemene context en het doel van meer formele analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe informeert analystisch denken het steekproef stadium van een kwalitatieve studie?

A

Het maken van een steekproefontwerp zal gebaseerd zijn op verschillende aannames die steunen op bestaand empirisch bewijs en analytische vermoedens, en het kan zijn dat het selectieproces de onderzoeker dwingt om die aannames opnieuw te overwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe informeert analytisch denken het stadium van gegevensgeneratie of -verzameling van een kwalitatieve studie?

A

Wanneer interactieve methoden voor gegevensgeneratie worden gebruikt, zoals interviews of focusgroepen, is het de moeite waard om de rol van deze interactie in de context van de analyse te overwegen vanwege de enorme implicaties van wat er tijdens de ontmoeting gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe informeert analytisch denken het stadium van de formele analyse van een kwalitatieve studie?

A

Formele analyse is het stadium waarin een onderzoeker zich het meest bewust zal zijn van het analytische proces. Het gaat erom te beslissen of men een substantiële of structurele benadering moet volgen, of men concepten en thema’s rechtstreeks uit de gegevens moet afleiden of gebruik moet maken van ideeën uit de literatuur, enz. Toch, als de analyse werkelijk doorlopend is geweest, zou de onderzoeker al een sterk besef moeten hebben van hoe de gegevens zich verhouden tot hun onderzoeksvragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe informeert analytisch denken het stadium van rapportage van een kwalitatieve studie?

A

In de praktijk eindigt de analyse niet totdat het onderzoeksrapport is voltooid. Rapportage geeft de onderzoeker een nieuwe kans om hun interpretatie te herzien en verder te verfijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 fasen te onderscheiden in kwalitatieve data-analyse

A
  • Indexeren: sorteren of organiseren: in de eerste fase ordent de onderzoeker vaak chaotische informatie ahv de onderwerpen die worden besproken. Dit is vrij oppervlakkig: er wordt niet gekeken naar psychologische variabelen of processen.
  • Coderen: labellen, categoriseren: in de tweede fase wordt gekeken naar betekenisvolle patronen in de data. Hier wordt wel gekeken naar psychologische variabelen of processen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coderen

A

Wordt heel breed gebruikt voor het labellen en her-labellen van data gedurende het analystische proces. In het begin van het proces zou dit beter indexeren genoemd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Casecodes

A

Worden gebruikt om aan te geven van welke personen de uitspraken komen, vooral nuttig bij focus groepen. Dit is een vorm van metadata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Codes

A

Hebben betrekking op wat er wordt gezegd en worden gebruikt bij het indexeren (sorteren, organiseren) en coderen (labelen, categoriseren)
Bvb: struggle, sacrifice, anxiety, confidence, motivation, family support,.. als code voor fase 1. In fase 2 wordt een overzicht van onderwerpen gemaakt en gelinkt met de relevante theorie.

19
Q

Thema & categorie

A

Bij aanvang zoekt men thema’s dmv indexeren en sorteren, later in het analyse proces ontwikkelt men de categorieën.

20
Q

Inter-rater reliability

A

Interne betrouwbaarheid, term uit het kwantitatief onderzoek: wanneer onderzoekers via hun data op eenzelfde resultaat uitkomen omdat de vraag goed geformuleerd is.
Bij kwalitatief onderzoek ligt dit gevoeliger omdat labellen eerder dient om de data te beheersen dan ze te kunnen reproduceren, men moet er wel over waken dat de categorieën begrijpbaar zijn voor andere onderzoekers.

21
Q

Kenmerken van de formele analyse

A
  1. Gegrond in de data:
    – Analytische ideeën en concepten zijn geworteld in de gegevens.
    – Emergente ideeën worden vastgelegd en herzien, waarbij a priori concepten zorgvuldig worden gecontroleerd op ondersteuning door de gegevens.
    – Snelle toegang tot originele gegevens is essentieel.
  2. Systematische Dekking van de Dataset:
    – Elke eenheid van analyse krijgt dezelfde analytische behandeling.
  3. Binnen- en Tussen-Case Zoekopdrachten:
    – Zoeken naar thematische categorieën en patronen over verschillende gevallen.
    – Identificeren van koppelingen tussen fenomenen binnen één geval en tussen groepen gevallen.
  4. Transparantie voor Anderen:
    – Analytische bouwstenen moeten toegankelijk zijn voor collega’s, samenwerkingspartners en financiers.
    – Maakt revisie mogelijk voor secundaire analyse of vervolgstudies.
22
Q

Aanpak van de formele analyse

A
  1. Aard van de Benadering:
    – Substantieel en cross-seconaal.
    – Gaat van op data gebaseerde beschrijving naar abstracte thema’s.
    – Probeert mogelijk verklaringen te geven.
    – Rapporteert geen kwantificatie.
  2. Thematische Analyse met Diepgang:
    – Gaat verder dan oppervlakkige beschrijving.
    – Maakt argumenten in relatie tot onderzoeksvragen.
    – Theoretiseert over factoren die patronen in de data hebben gevormd.
  3. Data Management en Interpretatie:
    – Begint met vertrouwdheid, labeling en sortering van gegevens.
    – Voegt een stap toe van data summary en display.
    – Gaat over in abstractie en interpretatie, waarbij concepten en thema’s worden ontwikkeld en ondervraagd.
  4. Relatie tot Theorie:
    – Initieel dicht bij de originele data blijven.
    – Thema’s zijn in het begin stevig geworteld in de data.
    – Bij het ontwikkelen van hogere concepten en verklaringen wordt teruggekeerd naar theoretische ideeën.
  5. Opmerking over Creativiteit:
    – Weerstaat directe overgang van ruwe data naar abstracte accounts.
    – Belang van systematisch pad en bewijsstructuur.
23
Q

5 belangrijke stappen bij data management voor thematische analyse

A
  1. Vertrouwd raken (familiarisatie)
  2. Opzetten van initieel thematiche kader
  3. Indexeren en sorteren
  4. Data extracten reviewen
  5. Samenvatten en weergeven van gegevens
24
Familiarisatie
* Wat zeggen mensen dat relevant is voor de onderzoeksvraag? * Onderzoekers dompelen zichzelf onder in hun gegevens, krijgen een overzicht van de inhoud en identificeren onderwerpen van interesse.
25
Initieel thematisch framework opzetten
* Onder welke hoofdthema's kunnen meningen, ervaringen of gedrag van mensen worden georganiseerd? * De onderzoeker verfijnt en sorteert een lijst met mogelijke onderwerpen tot een reeks thema's en subthema's die het initiële thematische kader vormen.
26
Indexeren en sorteren
* Welke delen van de gegevens gaan 'over hetzelfde' en horen bij elkaar? * Het thematische kader wordt gebruikt om de gegevens te annoteren en labelen, waarbij labels worden toegepast op stukjes gegevens die door de onderzoeker als 'over hetzelfde' worden beoordeeld.
27
Data extracten reviewen
* Welke andere manieren van organisatie van de gegevens zijn mogelijk en zouden meer samenhangende groeperingen kunnen opleveren? * Initiële thematische kaders worden vaak verfijnd, waarbij de onderzoeker de cohesie van de gegevensextracten beoordeelt en bepaalt of labels moeten worden aangepast en opnieuw moeten worden toegepast.
28
Samenvatten en weergeven van gegevens
* Beantwoordt de vraag: "Wat zegt elke persoon in essentie over een specifiek thema?" * Matrices per thema en deelnemer worden gecreëerd voor een overzichtelijke weergave.
29
Beschrijving (abstractie en interpretatie)
de eerste stap in het produceren van een kwalitatief research rapport en een fundamenteel deel van het interpretatie proces.
29
4 fasen van abstractie en interpretatie in kwalitatieve analyse
1. Beschrijving 2. Ontwikkelen van categorieën 3. Verbindingen in kaart brengen 4. Verklaringen bieden voor patronen in de data
30
Ontwikkelen van categorieën
* wat is het bereik van wat mensen zeggen over een bepaald thema en hoe varieert dit? Welke types van antwoorden kunnen geïdentificeerd worden? --> Onderzoekt het scala aan uitspraken over een specifiek thema en identificeert variaties. * Onderzoeker beoordeelt relevant materiaal, identificeert elementen, dimensies en stelt thema's voor. * Categorisatieproces gaat van oppervlaktekenmerken naar meer analytische eigenschappen.
31
Verbindingen in kaart brengen
* Onderzoekt de manieren waarop verschillende delen van de data met elkaar verbonden zijn. * Zoekt naar associaties, verbindingen tussen ervaringen, gedragingen, perspectieven, en karakteristieken van de steekproef. * Mogelijke constructie van complexere typologieën die unieke intersecties tonen tussen posities op meerdere continuums.
32
Verklaringen bieden voor patronen in de data
* Verklaringen worden vaak ontwikkeld in latere stadia van de analyse, na descriptief en typologisch werk. * Kwalitatieve datasets bieden rijke niveaus van verklaring, waarbij de onderzoeker zoekt naar sleutelfactoren of processen die patronen in de data verklaren. * Gebruik van retroductieve logica om alternatieve verklaringen te verkennen, met zowel expliciete als impliciete verklaringen op basis van participantengegevens en onderzoekersinterpretatie.
33
3 essentiële aspecten bij het analyseproces
* Elke fase biedt bouwstenen voor verdere analyse en mogelijkheid tot reflectie. * Beweging tussen gegevens en analytische concepten is cruciaal voor hoogwaardige kwalitatieve analyse. * Analytische flexibiliteit en het vermogen om tussen abstractieniveaus te schakelen worden als fundamenteel beschouwd
34
In kwalitatieve data-analyse zijn twee fasen te onderscheiden. Welke twee zijn dat, en wat doet je in elke fase?
* **Indexeren, sorteren, of organiseren**: in deze eerste fase ordent de onderzoeker de vaak chaotische informatie aan de hand van de onderwerpen die worden besproken. Dit is dus vrij oppervlakkig; er wordt nog niet gekeken naar psychologische variabelen en processen. * **Coderen, labelen, categoriseren**: in deze tweede fase wordt gekeken naar betekenisvolle patronen in de data. Hier wordt dus juist wel naar psychologische variabelen en processen gekeken.
35
Coderingsproces
het proces van het toekennen van codes aan gegevensfragmenten. Het is een hulpmiddel om patronen in de gegevens te organiseren. Het biedt twee voordelen: 1. het stelt je in staat om gegevens te organiseren op basis van codes, en 2. het genereert een representatie van de geïdentificeerde patronen. Coderen maakt conclusies op een transparante, reproduceerbare manier mogelijk.
35
Veralgemenen van gegevens
* Lees de gegevens grondig door, zowel lineair als niet-lineair. * Overweeg bij de eerste lezing(en) het onthouden van coderingen om het begrip van de gegevens te vergroten.
36
Beslissingen tijdens het coderen
* Afzien van coderen van een gegevensfragment als het niet relevant is. * Assimileren: De fragmenten passen binnen bestaande codes. * Accommoderen: Pas bestaande codes aan op basis van gegevensfragmenten. * Een nieuwe code toevoegen als er iets belangrijks wordt geïdentificeerd dat niet door bestaande codes wordt gedekt. * De codestructuur aanpassen: Overweeg herstructurering op basis van geïdentificeerde patronen.
37
Documentatie van beslissingen
* Documenteer redeneringen, vooral bij complexe of grensgevallen. * Abstinentie, assimilatie, accommodatie, code toevoegen en codestructuuraanpassingen moeten worden vastgelegd
37
Herhaalbaarheid en iterativiteit van coderen
* Coderen is iteratief; herhaal het proces om verfijningen aan te brengen. * Het toevoegen van nieuwe codes kan de codestructuur beïnvloeden, wat documentatie rechtvaardigt.
38
Indexering voorafgaand aan codering
* Voorafgaand aan codering kan indexering worden toegepast om gegevens te organiseren zonder de codestructuur te wijzigen. * Indexering is oppervlakkig en is handig bij het faciliteren van het eigenlijke coderingsproces.
39
Stappen voor codering
* Lees de gegevens door (optioneel: indexeer ze). * Herhaal deze lees- en evaluatiestappen, neem beslissingen voor coderingen. * Herhaal het proces zo vaak als nodig. * Verzamel selectief de gecodeerde fragmenten en evalueer ze per code. * Gebruik andere technieken om codering te verfijnen (herorganisatie op basis van eerdere codes).
40
Segmenteren
Segmenteren is het proces van het opdelen van gegevens in segmenten, waarbij elk segment coherentie vertoont volgens de bijbehorende definitie. Segmentdefinities kunnen variëren, bijvoorbeeld op basis van zinnen, interviewantwoorden per vraag, of beurten in gesprekken. De keuze van segmentatie hangt af van het analytische doel, zoals het tellen van code-occurrences. Segmentatie is cruciaal, omdat het de interpretatie van codefrequenties beïnvloedt en aandacht moet hebben voor de validiteit van conclusies.
41