2.1 Fixer rendez-vous F -> N Flashcards
Allô?
Hallo.
Bonjour. Lotte à l’appareil.
Goeiedag. Lotte aan de lijn.
Je parle à Lotte?
Spreek ik met Lotte?
Oui, c’est lui-même.
Ja, het is hemzelf. Ja, daar spreekt u mee.
Oui, c’est ell-même.
Ja, het is haarzelf. Ja, daar spreekt u mee.
L’annonce pour pet-sitter m’intéresse.
De advertentie voor dierenoppas interesseert me.
Je m’intéresse à l’annonce pour bénévole.
Ik interesseer me in de advertentie voor vrijwilliger.
Je m’intéresse à l’annonce pour chat à adopter.
Ik interesseer me in de advertentie om een kat te adopteren.
Je voudrais fixer rendez-vous.
Ik zou een afspraak willen maken.
C’est pour un rendez-vous.
Het is voor een afspraak.
Bien sûr.
Jazeker.
Samedi à 14 heures, ça te convient?
Zaterdag om 14 uur, past dat voor jou?
Samedi à 14 heures, ça vous convient?
Zaterdag om 14 uur, past dat voor u?
D’accord. C’est noté.
Akkoord. Dat is genoteerd.
Très bien, merci.
Heel goed, dank je.