2 Flashcards

1
Q

Democratische rechtsstaat

A

De bevolking oefent op verschillende manieren invloed uit op het beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van democratie? (3)

A
  1. Het volk kiest de regering
    > In NL is dit indirect
  2. Het volk kiest het parlement
    > In NL is dit zowel direct als indirect
  3. Het volk neemt rechtstreeks en zelfstandig beslissingen
    > In NL is dit niet meer het geval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 4 democratische voorwaarden?

A
  1. Invloed
    - Actief en passief kiesrecht in vrije en geheime verkiezingen
  2. Deliberatie
    - Politieke grondrechten
    - Parlementaire immuniteit
  3. Inclusie
    - Gelijke rechten voor iedereen
    - Evenredigheid
  4. Transparantie
    - Openbaarheid van informatie en transparantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie typen regeringsvormen

A
  1. Het parlementaire stelsel
    - enkel de volksvertegenwoordiger wordt gekozen
  2. Het presidentiële stelsel
    - twee landelijke verkiezingen; parlement en hoofd van de regering
  3. Cohabitation/semi-presidentieel stelsel
    - minister en president hebben beide verantwoording naar een andere politieke kleur. nadeel: geen effectief regeren, interne soevereiniteit in gevaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 vereisten voor actief kiesrecht

A
  • De kiezer heeft de Nederlandse nationaliteit
  • De kiezer is 18 jaar of ouder
  • De kiezer is niet uitgesloten van het kiesrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meerderheidsstelsel, met voordeel en nadeel

A

Hierbij gaat het om de meerderheid binnen een bepaald gebied.
- Absolute meerderheid: de helft van de stemmen + 1

  • Relatieve meerderheid: de partij met de meeste stemmen

Voordeel: hechte band kiezer en gekozene, vormen van regering makkelijker.

Nadeel: veel stemmen verloren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Evenredige vertegenwoordiging, met voordeel en nadeel

A

De partij krijgt het aantal zetels dat evenredig is met het aantal keren dat de partij de kiesdeler gehaald heeft.

Kiesdeler = het aantal uitgebrachte stemmen : het aantal te verdelen zetels

Voordeel: getrouwe weergave van hetgeen de kiezer wil zien, bijna iedereen wordt gerepresenteerd

Nadeel: versplintering, lange kabinetsformaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kabinet

A

Bewindspersonen, ministers en staatssecretarissen samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ministerraad

A

Alle ministers tezamen. Minister-president is de voorzitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Minister-president

A

Degene die een kabinet heeft gevormd. Is tevens minister van Algemene Zaken, voorzitter van de Ministerraad en lid van de Europese Raad van de Europese Unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ministers

A

Leidinggevenden van een bepaald ministerie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Staatssecretarissen

A

Ondergeschikten aan ministers die hen ondersteuning bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Controlebevoegdheden Eerste en Tweede Kamer (4)

A
  1. Inlichtingenrecht (verplicht de ministers en staatssecretarissen de gestelde vragen daadwerkelijk te beantwoorden)
  2. Recht van interpellatie
  3. Recht van enquête
  4. Budgetrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(Politieke) ministeriële verantwoordelijkheid

A

De ministers zijn gezamenlijk en afzonderlijk verantwoording schuldig aan het parlement voor hun handelen bij het uitoefenen van hun bevoegdheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verantwoordelijkheden minister (5)

A
  1. Eigen handelen
  2. Lid van de ministerraad
  3. Hoofd van het ministerie
    - De minister heeft het hoogste gezag, ambtenaren zijn hiërarchisch ondergeschikt
    - De minister bepaalt de inrichting van zijn organisatie en department
    - Hij benoemt en ontslaat ambtenaren
    - De minister kan beleidsregels, richtlijnen, aanwijzingen, bevelen, instructies etc. geven aan de ambtenaren
    - Buitendiensten ministeries
    - Openbaar ministerie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Twee redenen voor een democratie

A
  • ‘Het werkt’; minimale dwang met maximaal gezag: je kan iemand via verkiezingen naar huis sturen, zo keert het volk niet tegen de regering (pragmatische manier)
  • Het is de moreel meest waardige manier, elke burger is betrokken (morele manier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Walter Bagehot The English Constitution

A
  1. Waardige delen (showdelen, dignified parts) > constitutie krijgt autoriteit
  2. Daadwerkelijk goed werkende delen (dat gezag afdwingt, efficient parts) > beslissingen genomen worden die goed zijn voor de mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Fractie

A

Een deel van een gekozen volksvertegenwoordigend orgaan dat tot een en dezelfde politieke partij of stroming behoort

> Restfunctie van het ‘vrij mandaat’: kamerleden mogen stemmen op wie zij willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Formele scheiding tussen Kamer en regering

A
  • Ministers geen lid van Staten-Generaal
  • Moties niet bindend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Effectieve scheiding tussen coalitie en oppositie

A
  • Coalitieoverleg / uitgebreid regeerakkoord
  • Partijenstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Coalitievorming

A

Begin: aanbieding van ontslag van alle leden van het kabinet voor begin van de Tweede Kamerverkiezingen

Drie fasen:
1. Verkennende fase waarbij partijen bijeen worden gebracht over eventuele samenwerking
- Eerste 13 dagen onder leiding van ‘verkenners’ (positie niet geregeld). Na beëdiging nieuwe Kamerleden benoeming informateur.

  1. Construerende fase waarbij onderhandelaars onderzoeken of zij echt regeerakkoord kunnen sluiten
    - Construerende fase is onder leiding van (vaak meerdere) informateurs = iemand die onderzoek doet naar mogelijkheden tot vorming van kabinet.
    - Als regeerakkoord er is, kan de Kamer formateur benoemen = de persoon die daadwerkelijk het kabinet vormt, wordt vaak de minister-president
  2. Formatiefase waarbij formateur ministers en staatsecretarissen aanzoekt in overleg met fractievoorzitters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Homogeniteit van de ministerraad

A

In geen geval behandelt een minister of staatssecretaris tegen een besluit van de raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vertrouwensregel

A

Een bewindspersoon of kabinet moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen van de meerderheid van de Tweede Kamer blijven genieten

  • Kabinet: ontslag aanbieden, Bewindspersoon: aanbieden en verlenen
  • Tweede Kamer: motie van wantrouwen aannemen of begroting verwerpen, Bewindspersoon: motie of amendement ‘onaanvaardbaar’ verklaren
24
Q

Prisoners dilemma bij regels maken voor politici

A

Regels die zo zijn geformuleerd dat ze niemand in het nadeel kunnen brengen, want er is geen rechter die dit controleert; evenredigheid en wederkerigheid

25
Q

Reglement van Orde

A

De Tweede Kamer regelt haar eigen werkzaamheden in een Reglement van Orde: huishoudelijk reglement met nadere afspraken over hoe bevoegdheden van de Kamer worden aangewend. Het reglement bindt de Kamer, de Kamer kan te allen tijde besluiten ervan af te wijken, tenzij een lid van de Kamer zich daarentegen verzet of de afwijking in strijd is met de weg

26
Q

4 redenen om niet voor een democratie te gaan

A
  • Langzame besluitvorming
  • Zwabberig beleid
  • Verkiezingen zijn duur
  • Populisme: partijen beloven zaken die niet haalbaar zijn
27
Q

Verschil ‘bij regering’ en ‘bij koninklijk besluit’

A

‘Bij regering’: Wanneer de Grondwet een bepaalde taak aan de regering opdraagt, zonder dat bij de uitoefening daarvan een daad van de koning persoonlijk vereist is.

‘Bij koninklijk besluit’: Wanneer de Grondwet of wet eist dat een bepaalde beslissing door de regering genomen wordt. Dat is dus een door de koning ondertekend besluit. Minister/staatssecretaris moet dit ook ondertekenen.
> = Vorm- en bevoegdheidsvoorschrift

28
Q

Contraseign

A

De grondwettelijk verplichte handtekening van een minister of staatssecretaris onder een wet of koninklijk besluit.

29
Q

Verschil klein koninklijk besluit en algemene maatregel van bestuur (amvb)

A

Klein koninklijk besluit: Alleen ondertekend door koning en minister of staatssecretaris.

Algemene maatregel van bestuur: Zowel ondertekend door koning en minister of staatssecretaris als Raad van State (of een afdeling van de Raad) en verplichte publicatie in het Staatsblad.

30
Q

Constitutionele Koning

A

Koning met ministers, dus de regering.

31
Q

Kabinet van de Koning

A

Het ambtelijk apparaat dat de koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken ondersteunt

> Minister-president, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van het Kabinet

32
Q

Staten-Generaal

A

De Eerste en Tweede Kamer oftewel het parlement

33
Q

Hoe worden de Eerste en Tweede Kamer gekozen?

A

De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen, de leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten

34
Q

Wat is er nodig om een wetsvoorstel aanvaard te krijgen?

A

Instemming van beide Kamers

35
Q

Welke rechten heeft de Tweede Kamer die de Eerste Kamer niet heeft?

A

rechten van initiatief en amendement (=wijziging van het wetsvoorstel)

36
Q

3 argumenten tegen de Eerste Kamer

A
  • Thorbecke: ‘De Kamer is zonder grond en zonder doel’
  • Weinig toegevoegde waarde, de Tweede Kamer heeft het werk al gedaan
  • Behandeling kost extra veel tijd
37
Q

3 argumenten vóór de Eerste Kamer

A
  • Kan nog eens goed overwegen wat de Tweede Kamer besloten heeft
  • Kan fouten in wetsvoorstellen opsporen
  • Eerste Kamer leden hebben expertise op meer maatschappelijke vakken dan politiek
38
Q

Parlementaire onschendbaarheid

A

leden van de Staten-Generaal en ministers en staatssecretarissen mogen niet vervolgd worden voor hetgeen dat zij in de vergadering hebben gezegd of haar schriftelijk hebben overlegd

39
Q

wie kunnen stemmen zonder Last?

A

leden van de Tweede Kamer

40
Q

Wet ministeriële verantwoordelijkheid

A

De minister die een koninklijk besluit medeondertekend, wetende dat dit in strijd met de wet of de Grondwet is, kan strafrechtelijk worden vervolgd.

> De medeondertekening geeft dus aan wie verantwoordelijk is voor het betrokken besluit.

41
Q

Aan wie zijn de ministers en staatssecretarissen verantwoording schuldig?

A

aan de Staten-Generaal

42
Q

Wanneer mag de Koning beslissen?

A

In geval van een geschil tussen de ministers en het parlement

43
Q

Het dualisme van regering en volksvertegenwoordiging

A

Regering en Staten-Generaal hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid en de een is niet gesteld boven de ander.

44
Q

Extraparlementair kabinet

A

De binding tussen kabinet en parlementaire meerderheid is zwak of niet aanwezig.

45
Q

Demissionair kabinet

A

het zittende kabinet heeft ontslag genomen.

46
Q

Grondwettelijke inlichtingenplicht

A
  • (Met name in de Tweede Kamer) wekelijkse debatten met verantwoordelijke bewindspersonen over onderwerpen van belang
  • In de Tweede Kamer elke dinsdag een mondeling vragenuur
  • Beide Kamers kennen een interpellatierecht: Kamerlid mag vragen aan de minister stellen
47
Q

Interpellatierecht

A

Kamerlid mag vragen aan de minister stellen

48
Q

Instemmingsrecht

A
  • Is vastgelegd in de Goedkeuringswet van Lissabon
  • Over een klein aantal onderwerpen beschikken de Kamers formeel instemmingsrecht over voorgenomen EU-besluiten.
  • Als de instemming door een van de Kamers of beide Kamers geweigerd wordt, kan de Nederlandse bewindspersoon in de Raad niet met het voorgenomen besluit akkoord gaan.
49
Q

Door welke twee redenen kan een vertrouwensbreuk ontstaan?

A
  • Een motie van wantrouwen
  • Kamer kan een onder verantwoordelijkheid van een minister ingediend wetsvoorstel verwerpen
50
Q

Kiesdrempel

A

Een drempel, die de lat om parlementariër te kunnen worden hoger legt dan de kiesdeler.
> Wordt in veel andere landen gehanteerd om fragmentatie tegen te gaan

51
Q

Methode-D’Hondt

A

Alle overschotten worden bij elkaar geveegd en dan wat er aan ‘restzetels’ overblijft wordt naar rato verdeeld.

52
Q

Voorkeursdrempel

A

NL kent geen kiesdrempel, maar wel een voorkeursdrempel: een kandidaat die niet hoog op een verkiezingslijst staat kan toch in het parlement verkozen worden via voorkeursstemmen.

53
Q

Systeem van stemwaarde

A

Iedere stem van een lid van provinciale staten vertegenwoordigd een bepaald gewicht dat afhankelijk is van het inwonertal van de provincie.

54
Q

‘Machtsverdeling, Grondwet en conventie’ van G.J.A. Geertjes: Waarom bestaat er niet zozeer een tegenstelling tussen regering en parlement, maar wel tussen coalitie en oppositie?

A

De regering kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal omdat ze samen tot een regeerakkoord zijn gekomen. De coalitie zal het kabinet daarom altijd steunen. Zo een relatie bestaat niet tussen de coalitie en oppositie, de oppositie zal dus niet schromen tegen de regering in te gaan.

55
Q

‘Kiesstelsels en coalitievorming’ van M. Camps en W. van der Woude: Geef aan op welke punten de Nederlandse en Franse kiesstelsels anno 2023 niet meer op elkaar lijken

A

Het Nederlandse en Franse kiesstelsel lijkt tegenwoordig niet meer op elkaar omdat Nederland een kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging (art. 53 lid 1 Gw) heeft waarin alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de Tweede Kamer. Nederland geldt als 1 kiesdistrict waar 150 zetels te vergeven zijn. Frankrijk aan de andere kant heeft een kiesstelsel dat elementen van een meerderheids- en districtenstelsel samengevoegd. Frankrijk telt 577 kiesdistricten, in ieder district moet er een meerderheid behaalt worden voor een kandidaat. Iedere districtswinnaar moet in totaal 12,5% van de stemmen hebben. Er kunnen 2 kiesrondes gehouden worden om dit te bereiken.