2 Flashcards
1
Q
die veroffenlichtung
A
de publicatie
2
Q
die vereinbarun
A
de overeenkomst
3
Q
jeweils
A
telkens
4
Q
die wende
A
de val van de berlijnse muur en de eenwording van duitsland
5
Q
die gegenwart
A
de huidige tijd
6
Q
schaffen
A
het halen of maken
7
Q
grunzatlich
A
principieel
8
Q
der gegenstand
A
het voorwerp
9
Q
sich tauschen
A
zich vergissen
10
Q
mieten
A
huren
11
Q
das verfahren
A
het proces
12
Q
trennen
A
scheiden
13
Q
der bundestag
A
de duitse tweede kamer
14
Q
onehin
A
sowieso
15
Q
der aufwand
A
de inzet
de inspanning