1C1 HC week 5 Flashcards
1
Q
cholecystolithiasis
A
galstenen in galblaas (behandeling door chirurg)
2
Q
choledocholithiasis
A
galstenen in galweg (behandeling door MDL-arts)
3
Q
cholelithiasis
A
galstenen
4
Q
klinische presentatie galstenen
A
koliekpijn (m.n. jongere patiënten), icteur, cholangitis (koorts, icterus, pijn rechter bovenbuik), (biliaire) pancreatitis
5
Q
diagnostiek galstenen
A
- bloedlab: cholestase met/zonder icterus (bilirubine, AF, gGT), soms verhoogde transaminasen (ALAT > ASAT)
- echo abdomen: normale galwegen <7mm
- MRCP (MRI cholangio-pancreaticografie)
- endo-echo
6
Q
intra- vs extrahepatische cholestase
A
- intrahepatische cholestase: probleem met galvorming
- extrahepatische cholestase: probleem met galuitscheiding
7
Q
stille vs pijnlijke icterus
A
- stille icterus: pathognomonisch voor pancreaskopcarcinoom, kan ook door intoxicaties
- pijnlijke icterus: steen, of hele ernstige hepatitis
8
Q
verdenking pancreaskopcarcinoom
A
- verkrijgen van weefsel uit de pancreaskop d.m.v. endoscopisch biopt
- cholestase behandelen (ERCP voorkeur boven percutane behandeling)
- multidisciplinaire bespreking t.a.v. behandeling
9
Q
fysiologische icterus neonatorum
A
- vrijwel alle pasgeborenen kortdurent geel door onrijpheid van lever
- vanaf dag 2-4 tot einde eerste week
- vanaf hoofd-romp-armen/benen
- maximum op dag 3/4: 80-150 umol/L
- duur meestal 8 tot maximaal 14 dagen
10
Q
pathologische icterus neonatorum
A
- ontstaan binnen 24 uur
- bilirubine >220 umol/L na 2 uur bij voldragen baby
- stijging met >100 umol/L per 24 uur
11
Q
klinisch beeld kernicterus
A
- acuut: slecht drinken, sloom slap. Later juist geïrriteerd, hypertoon, hoog-huilen, overstrekken en koorts. Afwisselend slap en overstrekken. Strupor, convulsies, coma, overlijden
- chronisch: chorea athetose (spastisch), doofheid, verticale blikparese, tandverkleuringen, meestal IQ gespaard
12
Q
oorzaken ongeconjungeerd hyperbilirubinemie
A
- te veel aanbod van bilirubine
- te trage omzetting van bilirubine
- verhoogde enterohepatische kringloop
- te trage uitscheiding van (geconjungeerd) bilirubine
13
Q
behandeling hyperbilirubinemie
A
fototherapie, indien nodig wisseltransfusie