1B3 Week 4 Flashcards

1
Q

Laag creatinine is een teken van…

A

lage spiermassa
malnutritie
interferentie door bilirubine
antibiotica/medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoog creatinine is een teken van…

A

nierinsufficiëntie
hoge spiermassa
kreatine supplementen/anabole steroïden
dieet met veel vlees
spierafbraak
hoge koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Creatininewaarde is afhankelijk van…

A

leeftijd
geslacht
spiermassa
etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tubulaire proteïnurie

A

filtratie door glomerulus
géén tubulaire reabsorptie van eiwitten
laagmoleculaire eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overflow proteïnurie

A

productie van grote hoeveelheden laagmoleculaire eiwitten door ziekteproces
reabsorptieactiviteit proximale tubili schiet tekort
tubulo-toxische nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is de glomerulus normaliter zo effectief in het voorkomen van eiwitverlies?

A

door de aanwezigheid van grootteselectiviteit en ladingsselectiviteit
het albumine dat de glomerulus passeert wordt gereabsorbeerd door de proximale tubili

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(glomerulaire) selectieve proteïnurie

A

vooral negatief geladen eiwitten
vooral albumine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(glomerulaire) niet selectieve proteïnurie

A

verschillende soorten eiwitten
immunoglobulines aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Macroscopische hematurie

A

bloed bij de urine, met blote oog te zien
meestal urologisch/tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Microscopische hematurie

A

alleen met microscoop te zien
asymptomatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oorzaken hematurie

A

tumor
trauma
aangeboren afwijking
ontsteking
stenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer pleit een microscopische hematurie voor een nefrologische oorzaak?

A

hoge bleoddruk
proteïnurie
nierfunctiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DD glomerulaire hematurie

A

IgA nefropathie
syndroom van Alport
thin membrane nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

IgA nefropathie

A

presenteert zich met hematurie en proteïnurie
kan secundair aan leverziekten ontstaan
mesangiale IgA depositie in glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Syndroom van Alport (COL4A nefropathie)

A

presenteert zich op jonge leeftijd met hematurie en proteïnurie
vaak gepaard met doofheid, omdat COL4A ook in de oren zit
zowel autosomaal als geslachtsgebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thin membrane nefropathie (COL4A nefropathie)

A

basaalmembraan aangedaan/heel dun
laat makkelijk erytrocyten door
dragers van autosomaal recessieve Alport gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

grootteselectiviteit

A

tussen de voetjes van de podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ladingsselectiviteit

A

negatief geladen glycoproteïnen op endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Nefrotisch syndroom

A

lekkage van de glomerulaire filtratiebarriére
proteïnurie >3,5 gr per dag
oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nefrotisch vs nefritisch syndroom

A

bij een nefritisch syndroom is er een snellere achteruitgang, minder proteïnurie en actief sediment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Minimal change disease/nefropathie

A

vooral oorzaak bij kinderen
geen afwijkingen bij lichtmicroscopie
gestoorde ladingsselectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Focale segmentale glomerulosclerose (FSGS)

A

fibrosering in de glomerulus
kan primair of secundair voorkomen
kan ontstaan door mutaties in COL4A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Membraneuze glomerulopathie

A

vooral oorzaak bij volwassenen
antistof tegen PLA2- receptor
sterk wisselend beloop
komt ook secundair voor bij bijv maligniteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Behandeling nefrotisch syndroom

A

sterk afhankelijk van onderliggende ziektebeeld
in het algemeen afweerremmende medicijnen

25
Q

Nefritisch syndroom

A

beschadiging van de filtratie barriére
proteïnurie <3,5 gr per dag
oligurie
hematurie
oedeem
hypertensie

26
Q

Anti-GBM nefritis

A

antistoffen tegen de glomerulaire basaalmembraan
leidt tot immuuncomplex vorming in de basaalmembraan
neerslag van IgG antistoffen

27
Q

Poststreptokokken nefritis

A

streptokokken eiwitten lopen vast in de basaalmembraan en geven daar een ontsteking

28
Q

ANCA/GPA

A

antistof gericht tegen het cytoplasma van de witte bloedcellen
gedragsverandering van witte bloedcellen zorgt voor kapotte filtratiebarriére
niet alleen in de nier

29
Q

Lupus nefritis

A

chronische immuuncomplex ziekte
ziektebeeld sterk afhankelijk van waar de immuuncomplexen neerslaan

30
Q

Afwijkingen tgv tubulaire aandoeningen

A

verminderde GFR
tubulaire proteïnurie
proximale functiestoornis
distale renale tubulaire acidose
polyurie
Na verlies en hyperkaliemie

31
Q

Cystenieren (ADPKD)

A

autosomaal dominant
patienten krijgen vaak last van organen uit de tractus digestivus agv plaatsgebrek

32
Q

Nefrogene diabetes insipidus

A

stoornis in het concentratievermogen van de nieren door niet werken van circulerend ADH
mutatie in vasopressine receptor of AQ2 gen
ernstige polyurie met lage osmolaliteit

33
Q

Acute tubulus necrose

A

vorm van acute nierinsufficiëntie waarbij door prerenale factoren ischemie is ontstaan
reversibel

34
Q

Acute tubulo-interstiële nefritis

A

ontsteking van het interstitium en tubili
infiltraat van eosinofiele granulocyten
allergische reactie op medicijnen
exantheem

35
Q

Chronische tubulo-interstitiële ziekten

A

analgetica nefropathie’
chinese kruiden/balkan nefropathie
chronische urinewegobstructie
sikkelcelziekte
afstoting niertransplantaat

36
Q

Sikkel cel ziekte

A

bloedziekte waarbij de rode bloedcellen vastlopen in de kleine bloedvaten
distale tubulaire functiestoornis
tubulaire acidose

37
Q

Primaire hypertensie

A

vaak positieve familie anamnese
multifactoreel
polygenetisch

38
Q

Secundaire hypertensie

A

duidelijk onderliggende, eventueel behandelbare oorzaak

39
Q

Obstructief slaapapneu syndroom (OSAS)

A

kan zorgen voor secundaire hypertensie
sympathicusactiviteit neemt toe door hypoxemie

40
Q

Oorzaken secundaire hypertensie

A

OSAS
endocrien
renovasculair
geneesmiddelen
dieet

41
Q

Renovasculaire hypertensie

A

hypertensie tgv verminderde perfusie van een of beide nieren
meer renine, meer AgII, efferente vasoconstrictie, hogere bloeddruk

42
Q

Primair hyperaldosteronisme

A

er is een autonome productie van aldosteron
hypokaliëmie

43
Q

Drophypertensie

A

de stof glycerinezuur zorgt ervoor dat de inactivering van cortisol niet meer werkt
hierdoor bindt het aan de mineralocorticoid receptor en stijgt de bloeddruk

44
Q

Hypertensief spoedgeval

A

een sterke verhoging van de bloeddruk die gecompliceerd wordt door acute hypertensie gemedieerde schade

45
Q

Hypertensieve urgentie

A

een sterkte verhoging van de bloeddruk zonder acute orgaanschade

46
Q

Schade tgv hypertensieve crisis

A

aorta dissectie
myocardinfarct
herseninfarct
nierinsufficiëntie
retinopathie
trombotische micro angiopathie

47
Q

Doorbraak vasodilatatie

A

door fibrinoïde necrose van de bloedvaten gaan deze opnieuw verwijden, hierdoor kan een doorbraak vasodilatatie ontstaan

48
Q

Hypertensieve encefalopathie

A

subacuut hersensyndroom tgv doorbraak vasodilatatie
hoofdpijn
verwardheid
retinopathie
diffuus neurologische uitval
belangrijk dat de bloeddruk niet te snel daalt

49
Q

Doel van behandeling hypertensie

A

schade voorkomen en risico op hart en vaatziekten verminderen

50
Q

Leefstijladvisering bestaat uit…

A

meer bewegen
zoutbeperking/plantaardig eten
alcohol beperking
stoppen met roken
gezond gewicht

51
Q

Naamgeving antihypertensiva: A

A

ACE-remmers, -pril

52
Q

Naamgeving antihypertensiva: A

A

Angiotensine blokkers, -sartan

53
Q

Naamgeving antihypertensiva: B

A

Beta-blokkers, -olol

54
Q

Naamgeving antihypertensiva: C

A

Calcium kanaal blokkers, -dipine

55
Q

Naamgeving antihypertensiva: D

A

Diuretica
thiazide, -ide
kaliumsparend, -on

56
Q

Voorbereiding niertransplantatie

A

bloedgroep
weefseleigenschappen
medische screening
chirurgische beoordeling
risico op recidief

57
Q

Nadelen immunosuppressiva

A

infecties
maligniteiten
hart en vaatziekten
nierschade

58
Q

Hemodialyse

A

bloed wordt vanuit het lichaam langs een semipermeabel membraan geleid, aan de andere kant van het membraan zit dialysevloeistof

59
Q

Transportmechanismen deeltjestransport

A

diffusie
osmose
convectie