1B3 Week 3 Flashcards

1
Q

von Willebrand factor

A

komt vrij uit de endotheelcellen bij vaatwandbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

GPIa en GPIb

A

glycoproteïnen op de bloedplaatjes
binden aan vWf waardoor de bloedplaatjes Txa2, ADP en serotonine afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cyclo-oxygenase

A

komt voor in de bloedplaatjes
is verantwoordelijk voor de afgifte van tromboxaan, wat zorgt voor plaatjesaggregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NSAID’S

A

remmen de vorming van tromboxaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

COX-1

A

altijd aanwezig
maagwand, nieren, darmen en bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

COX-2

A

induceerbaar, wordt geactiveerd bij inflammatie
altijd aanwezig in hersenen, nieren en ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aspirine resistentie

A

kan komen door interactie met andere NSAIDS, die de bindingsplaats op COX-1 bezetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Clopidogrel

A

ADP antagonist
prodrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prasugrel

A

ADP antagonist
wordt onafhankelijk van het gen actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Versnelde automaciteit

A

de normale activatie van het geleidingssysteem verloopt versneld
snellere depolarisatie, snellere hartfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Getriggerde activiteit

A

calcium influx op een moment dat dit niet gewenst is, waardoor de depolarisatiedrempel wordt bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Re-entry

A

ergens in het geleidingssysteem is er een vertraging van de prikkelgeleiding, waardoor de refractaire perioden ongelijk lopen en de prikkel blijft ronddraaien in het circuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Smal complex tachycardieën

A

sinus tachycardie
(multifocale) atriale tachycardie
boezem fibrilleren
boezem flutter
AVNRT
AVRT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Breed complex tachycardieën

A

supraventriculaire tachycardie
fast VT
polymorf VT
VF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vaugn Williams klasse I

A

werkt op Na kanalen en actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vaugn Williams klasse II

A

b-blokkers, vertragen sinusritme en AV geleiding

17
Q

Vaugn Williams klasse III

A

verlengt actiepotentiaal

18
Q

Vaugn Williams klasse IV

A

Ca antagonisten, verminderen plateau fase van actiepotentiaal
vooral op de AV knoop

19
Q

Oorzaken congenitale hartziekten

A

genetisch
probleem bij celdeling
infecties tijdens zwangerschap
straling
medicijn en drugsgebruik tijdens zwangerschap

20
Q

Ventrikselseptumdefect

A

gat tussen li en re ventrikel
volumebelasting li kamer
li ventrikel falen, pulmonale hypertensie

21
Q

Atriumseptumdefect

A

gat in tussenschot van de atria
volumebelasting re ventrikel
re ventrikel falen, pulmonale hypertensie

22
Q

Open ductus Botalli

A

ductus Botalli sluit niet na geboorte
bloed stroomt van links (aorta) naar rechts (longslagader)
volumebelasting li ventrikel
li ventrikel falen, pulmonale hypertensie

23
Q

pulmonalis/aortaklepstenose

A

drukbelasting

24
Q

Coarctatio aortae

A

lokale vernauwing in distale aortaboog
hypertensie bovenste lichaamshelft
onvoldoende perfusie onderste lichaamshelft

25
Q

Tetralogie van Fallot

A

cyanotische hartziekte
combinatie van VSD, overrijdende aorta, pulmonalisstenose en re ventrikel hypertrofie

26
Q

Transpositie van de grote arteriën

A

cyanotische hartziekte
aorta en pulmonalis zitten andersom
2 gescheiden circulaties

27
Q

Sinusbradycardie

A

de SA knoop vuurt vertraagd
komt veel voor bij atleten

28
Q

Eerstegraads AV blok

A

vertraging in de geleiding
PR-interval duurt wat langer maar is wel constant

29
Q

Tweedegraads AV blok type I

A

het PR-interval wordt steeds groter totdat er even helemaal geen QRS complex volgt

30
Q

Tweedegraads AV blok type II

A

plotseling geen QRS complex na P-top

31
Q

Derdegraads AV blok

A

AV bundel laat geen prikkels meer door
junctioneel: AV knoop neemt functie van SA knoop over
ventriculair: ventrikel neemt de functie over

32
Q

Hooggradig AV blok

A

meer dan één P-top wordt niet gevolgd door een QRS-complex