1B3 Week 1 Flashcards
IPF
idiopathische pulmonale fibrose
meest ernstige vorm
oorzaak niet bekend
Type 1 pneumocyt
97% van het oppervlakte in de alveolus
belangrijk voor de gaswisseling
Type 2 pneumocyt
surfactant productie
proliferatie
epitheliale regeneratie, kan type 1 cel worden
Surfactant
verlaagt de oppervlaktespanning in de alveoli
zorgt dat de alveoli niet collabeert
Telomeren
de uiteinden van chromosomen
Functie telomeren
beschermen van DNA
progressieve verkorting
Telomerase
gaat de progressieve verkorting van telomeren tegen door de uiteinden weer te verlengen
Pathogenese longfibrose
- korte telomeren
- beschadiging van het longepitheel (roken)
- verkeerd gevouwen surfactant
Longfibrose
verminderde longinhoud door verlittekening
diffusiestoornis + V/Q mismatch
A neemt af, T neemt toe
Obstructie
luchtwegvernauwing
Restrictie
verminderd longvolume
Intrinsieke oorzaken restrictieve longziekte
- interstitiële fibrose
- hartfalen met longoedeem
- pneumonie
- tuberculose
- longfibrose door straling of chemo
- pneumothorax
Extrinsieke oorzaken restrictieve longziekte
- kyphoscoliose
- extreem overgewicht
- zwangerschap
- ruimte innemend proces in abdomen
- pijn bij inspiratie
EAA
extrinsieke allergische alveolitis
wat is EAA
ziekte door herhaalde inhalatie van een allergeen (bacterie, dierlijke eiwitten, schimmels)
afhankelijk van antigeen, exposure en gastheerfactoren
EAA diagnose/kenmerken
aanwezigheid van IgG antistoffen (geen diagnose)
aanwezigheid van lymfocyten in lavage vloeistof (BAL) (wel diagnose)
EAA afwijkingen CT
consolidaties
airtrapping
verlaagde densiteit
Pneumoconiosen
longaandoening door inademen van (hoge dosis) anorganische stoffen
meestal beroepsziekten
kan longfibrose ontstaan
Silicose
pneumoconiose
kiezelstof; silica
Asbestose
pneumoconiose
asbest
Antracosis
stofneerslag in de longen
Behandeling EAA
vermijden van oorzakelijk contact
medicatie
Type 1 respiratoire insufficiëntie
longfalen door pathologische veranderingen in het longweefsel
laag O2
type 2 respiratoire insufficiëntie
pompfalen
laag O2 en hoog CO2
Verschil categorieën
- sekse/gender
- cultuur
- sociaaleconomische status
Interectionaliteit/kruispuntdenken
elk mens is uniek en kent veelvoud aan factoren
Hokjesdenken
pathologiseren en verabsoluteren van een enkel aspect