15.3 Politiek Flashcards
1
Q
de afgevaardigde, de volksvertegenwoordiger
A
der/die Abgeordnete, die Abgeordneten
2
Q
De afgevaardigde houdt een toespraak in de Bondsdag
A
Der abgeordnete hält eine Rede im Bundestag
3
Q
de aanpassing
A
die Anpassung, die Anpassungen
4
Q
uitlokken, veroorzaken
A
auflösen
5
Q
De toespraak van de regeringsleider veroorzaakte een politieke crisis
A
Die Rede des Regierungschefs löste eine politische Krise aus
6
Q
emigreren
A
auswandern
7
Q
de minister van Buitenlandse Zaken
A
der Außenminister, die Außenminister
8
Q
belangrijk
A
bedeutend
9
Q
Konrad Adenauer was een belangrijke figuur in de geschiedenis van de Bondsrepubliek Duitsland
A
Konrad Adenauer war eine bedeutende Figur in der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland
10
Q
de deelstaat
A
das Bundesland, die Bundesländer
11
Q
Duitsland bestaat uit 16 deelstaten
A
Deutschland besteht aus 16 Bundesländer
12
Q
de bondsregering
A
die Bundesregierung, die Bundesregierungen
13
Q
de Bondsdag (vergelijkbaar met Kamer van Volksvertegenwoordigers)
A
der Bundestag
14
Q
De leden van de Bondsdag worden direct door het volk gekozen
A
Die Mitglieder des Bundestags werden direkt vom Volk gewählt
15
Q
de democratie
A
die Demokratie, die Demokratien
16
Q
invoeren
A
einführen
17
Q
de overeenstemming
A
die Einigung
18
Q
immigreren
A
einwandern
19
Q
de inwoner
A
die Einwohner, die Einwohner
20
Q
de ontdekking
A
die Entdeckung, die Entdeckungen
21
Q
het ontwikkelingsland
A
das Entwicklungsland, die Entwicklungsländer
22
Q
de vlag
A
die Fahne, die Fahnen
23
Q
de vluchteling
A
der Flüchtling, die Flüchtlinge
24
Q
het gevolg
A
die Folge, die Folgen
25
De gevolgen zijn niet te overzien
Die Folgen sind unübersehbar
26
de vrijheid
die Freiheit, die Freiheiten
27
de leiding, het leiderschap
die Führung, die Führungen
28
De politieke leiding van de partij heeft gefaald
Die politische Führung der Partei hat versagt
29
de grens
die Grenze, die Grenzen
30
heersen
herrschen
31
de minister van Binnenlandse Zaken
der Innenminister, die Innenminister
32
intern, binnenlands
innere(r/s)
33
De politie is verantwoordelijk voor de binnenlandse veiligheid
Die Polizei ist für die innere Sicherheit verantwortlich
34
internationaal
international
35
de keizer
der Kaiser, die Kaiser
36
de kandidaat
der Kandidat, die Kandidaten
37
de coalitie
die Koalition, die Koalitionen
38
de commissie
die Kommission, die Kommissionen
39
de koning
der König, die Könige
40
de koningin
die Königin, die Königinnen
41
de macht
die Macht, die Mächte
42
het mensenrecht
das Menschenrecht, die Menschenrechte
43
de minister
der Minister, die Minister
44
het ministerie
das Ministerium, die Ministerien
45
de minister-president
der Ministerpräsident, die Ministerpräsidenten
46
opvolgen
nachfolgen
47
Wie zal de minister-president opvolgen?
Wer wird dem Ministerpräsidenten nachfolgen?
48
de natie
die Nation, die Nationen
49
nationaal
national
50
officieel
offiziell
51
de organisatie
die Organisation, die Organisationen
52
het parlement
das Parlament, die Parlamente
53
de partij
die Partei, die Parteien
54
de politiek
die Politik
55
de politicus
der Politiker, die Politiker
56
politiek
politisch
57
de president
der Präsident, die Präsidenten
58
De president van de Bondsrepubliek heeft hoofdzakelijk een representatieve functie
Der Präsident der Bundesrepublik hat hauptsächlich eine repräsentative Funktion
59
de prins
der Prinz, die Prinzen
60
het proces
der Prozess, die Prozesse
61
het stadhuis, het gemeentehuis
das Rathaus, die Rathäuser
62
regeren
regieren
63
de regering
die Regierung, die Regierungen
64
De regeringen van de deelstaten worden om de vier jaar opnieuw gekozen
Die Regierungen der Bundesländer werden alle vier Jahre neu gewählt
65
het rijk
das Reich, die Reiche
66
In 1871 werd het Duitse Rijk gesticht
Im Jahr 1871 wurde das Deutsche Reich gegründet
67
de republiek
die Republik, die Republiken
68
het aftreden
der Rücktritt, die Rücktritte
69
Na lange debatten heeft de bondskanselier nu zijn aftreden aangekondigd
Nach längeren Debatten hat der Bundeskanzler nun seinen Rücktritt erklärt
70
sociaal
sozial
71
de staat, het rijk, de overheid
der Staat, die Staaten
72
De staat financiert het Duitse leger uit de belastinggelden
Der Staat finanziert die Bundesweht aus den Steuergelden
73
staats-, rijks-, overheids-
staatlich
74
De overheidsinkomsten zijn verminderd
Die staatlichen Einnahmen sind gesunken
75
het (innemen van een) standpunt, het commentaar
die Stellungnahme, die Stellungnahme
76
De bondskanselier werd om commentaar gevraagd
Der Bundeskanzler wurde um eine Stellungnahme gebeten
77
de terreur
der Terror
78
het terrorisme
der Terrorismus
79
uitvoeren, realiseren
umsetzen
80
De plannen moeten nog dit jaar gerealiseerd worden
Die Pläne sollen noch in diesem Jahr umgesetzt werden
81
de unie
die Union, die Unionen
82
Nederland hoort bij de Europese Unie
Die Niederlande gehören zu der Europäischen Union
83
overeenkomen, afspreken
vereinbaren
84
De staten zijn bindende maatregelen ter bescherming van het klimaat overeengekomen
Die Staaten haben verbindliche Maßnahmen zum Schutz des Klimas vereinbart
85
de overeenkomst, de afspraak
die Vereinbarung, die Vereinbarungen
86
verenigen
vereinigen
87
het volk
das Volk, die Völker
88
de keuze; de verkiezing
die Wahl, die Wahlen
89
De partij heeft bij de verkiezingen meer dan tien procent verloren
Die Partei hat bei der Wahl über zehn Prozent verloren
90
kiezen
wählen
91
de kiezer
der Wähler, die Wähler
92
de verkiezingsstrijd
der Wahlkampf, die Wahlkämpfe
93
de wereld
die Welt, die Welten
94
wereldwijd
weltweit
95
aftreden
zurücktreten; tritt zurück, trat zurück, ist zurückgetreten
96
Wegens de politieke toestand treedt de hele regering af
Auf Grund der politische Lage tritt die gesamte Regierung zurück
97
samenhangen
zusammenhängen, hing zusammen, hat zusammengehangen
98
de afgrenzing, de afbakening
die Abgrenzung, die Abgrenzungen
99
het verdrag, het akkoord
das Abkommen, die Abkommen
100
afstemmen; stemmen
abstimmen
101
In een democratie stemt het parlement of het volk over nieuwe wetten
In einer Demokratie stimmt das Parlament oder das Volk über neue Gesetze ab
102
aantreden; (ambt, functie) aanvaarden
antreten; tritt an, trat an, hat angetreten
103
Ze aanvaardt morgen haar ambt als minister-presidente
Sie tritt morgen ihr Amt als Ministerpräsidentin an
104
de oriëntatie
die Ausrichtung, die Ausrichtungen
105
De politieke oriëntatie van Duitsland is in de laatste jaren veranderd
Die politische Ausrichtung Deutschlands hat sich in den letzten Jahren gewandelt
106
de waarnemer
der Beobachter, die Beobachter
107
De verkiezing werden door onafhankelijke waarnemers gecontroleerd
Die Wahlen wurden von unabhängigen Beobachtern überwacht
108
de Bondsraad (vergelijkbaar met senaat)
der Bundesrat, die Bundesräte
109
De Bondsraad bestaat uit leden van de deelstaatregeringen
Der Bundesrat besteht aus Mitgliedern der Landesregierungen
110
het bondgenootschap
das Bündnis, die Bündnisse
111
Het militaire bondgenootschap van de NAVO werd in 1949 opgericht
Das militarische Bündnis der NATO wurde 1949 gegründet
112
de uitbreiding
die Erweiterung, die Erweiterungen
113
Na 1999 kwam het tot een uitbreiding van het bondgenootschap met enkele voormalige Warschaupactlanden
Nach 1999 kam es zu einer Erweiterung des Bündnisses mit einigen ehemaligen Warschau-Pakt-Ländern
114
de minister van Financiën
der Finanzminister, die Finanzminster
115
de geheime dienst
der Gehemdienst, die Geheimdienste
116
de gemeenteraad
der Gemeinderat, die Gemeinderäte
117
de grondwet
das Grundgesetz, die Grundgesetze
118
de heerschappij
die Herrschafat, die Herrschaften
119
de conferentie; de vergadering
die Konferenz, die Konferenzen
120
de deelstaatregering
die Landesregierung, die Landesregierungen
121
liberaal
liberal
122
de missie
die Mission, die Missionen
123
blijvend, duurzaam
nachhaltig
124
Om het milieu blijvend te beschermen, moet ieder apart zijn bijdrage leveren
Um die Umwelt nachhaltig zu schützen, muss jeder Einzelne seinen Beitrag leisten
125
de nationaalsozialist (nazi)
der Nationalsozialist (Nazi), die Nationalsozialisten
126
de opppositie
die Opposition, die Oppositionen
127
het partijvongres
der Parteitag, die Parteitäge
128
Op het volgende partijcongres wordt een nieuwe voorzitter gekozen
Auf dem nächsten Parteitag wird ein neuer Vorsitzender gewählt
129
de post, de functie
der Posten, die Posten
130
De functie van minister van Financiën is nog niet bezet
Der Posten des Finanzminsters ist noch nicht wieder neu besetzt
131
de regeringsleider
der Regierungschef, die Regierungschefs
132
de senaat
der Senat, die Senate
133
In de drie stadsstaten Berlijn, Bremen en Hamburg, wordt de deelstaatregering 'senaat' genoemd
In den drei Stadtstaaten Berlin, Bremen und Hamburg wird die jeweilige Landesregierung 'Senat' genannt
134
de zetel
der Sitz, die Sitze
135
De zetel van de regering is in Berlijn
Der Sitz der Regierung ist in Berlin
136
socialistisch
sozialistisch
137
de Stasi (Staatssicherheitsdienst), binnenlandse veiligheidsdienst van de voormalige DDR
die Stasi
138
de subsidie
die Subvention, die Subventionen
139
Veel Duitse ondernemingen krijgen overheidssubsidies
Viele deutsche Unternehmen erhalten staatliche Subventionen
140
de tendens
die Tendenz, die Tendenzen
141
de grondwet
die Verfassung, die Verfassungen
142
de economische politiek
die Wirtschaftspolitik
143
de zone
die Zone, die Zonen
